ECLI:NL:RBBRE:2007:BC0275

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4860 en 07/4887
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot bestuursdwang en sluiting van camping De Heidepol wegens brandveiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda op 14 december 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van bewoners van camping De Heidepol. De bewoners, die als permanente gebruikers van stacaravans op de camping zijn aangemerkt, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, dat bestuursdwang heeft aangezegd tegen de exploitant van de camping, Camping Heidepol B.V. Dit besluit was genomen omdat de camping niet voldeed aan de brandveiligheidseisen en de exploitatie zonder de vereiste vergunning plaatsvond. De bewoners voerden aan dat de sluiting van de camping hen dakloos zou maken en dat hun belangen niet voldoende waren meegewogen bij het besluit van de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de belangen van de bewoners, hoewel zij als belanghebbenden zijn aangemerkt, niet zwaarder wegen dan het belang van de handhaving van de voorschriften van de Wet op de openluchtrecreatie (Wor). De voorzieningenrechter oordeelde dat de brandveiligheid structureel onder de maat was en dat de sluiting van de camping in de lijn der verwachting lag. Bovendien heeft de gemeente toegezegd vervangende woonruimte te zoeken voor een groep bewoners met oudere rechten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoners niet onevenredig waren in verhouding tot de noodzaak van handhaving van de veiligheidseisen.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de gemeente om bestuursdwang toe te passen en de noodzaak van handhaving van veiligheidsvoorschriften, zelfs als dit leidt tot ingrijpende gevolgen voor de bewoners. De voorzieningenrechter heeft geen grond gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de zaak afgesloten zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 4860 GEMWT VV en 07 / 4887 GEMWT VV
uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3], [verzoeker 4], [verzoeker 5], [verzoeker 6], [verzoeker 7], [verzoeker 8], [verzoeker 9], [verzoeker 10], [verzoeker 11], [verzoeker 12], [verzoeker 13], [verzoeker 14] en [verzoeker 15],
allen wonende te [woonplaats],
gemachtigde [verzoeker 1],
[verzoeker 16] en [verzoeker 17],
beiden wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. B. Vermeirssen,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
1. Procesverloop
Namens verzoekers is door [verzoeker 1] respectievelijk mr. B. Vermeirssen bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 19 oktober 2007 (bestreden besluit), inzake de aan de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. gerichte aanzegging tot toepassing van bestuursdwang strekkende tot sluiting van camping De Heidepol aan de [adres] te Bergen op Zoom.
Tevens is namens hen op 15 november 2007 verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 11 december 2007, gevoegd met het verzoek om voorlopige voorziening van Camping Heidepol B.V. Daarbij waren [verzoeker 16] en [verzoeker 17] aanwezig, bijgestaan door mr. B. Vermeirssen. Verder waren onder andere de verzoekers [verzoeker 6], [verzoeker 7] en [verzoeker 15] aanwezig, vertegenwoordigd door [verzoeker 1]. Namens verweerder is [medewerker verweerder] verschenen. Verder was [naam vennoot] aanwezig namens de vennootschap Camping Heidepol B.V., bijgestaan door ing. J.A.L. van Engelen en mr. J.M. de Heer.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. exploiteert een kampeerterrein onder de naam “De Heidepol” aan de [adres] te Bergen op Zoom, [kadastergegevens] (perceel). Dit kampeerterrein met voorzieningen wordt hierna ook wel aangeduid als “de camping”. Verzoekers zijn gebruikers van de camping.
In september 2006 heeft de vennootschap bij verweerder een aanvraag om toekenning van een kampeerexploitatievergunning als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) ingediend. Bij primair besluit van 6 april 2007 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd. Bij beslissing op bezwaar van 2 augustus 2007 heeft verweerder deze weigering gehandhaafd.
Bij besluit van 6 april 2007 heeft verweerder de vennootschap een last onder dwangsom opgelegd wegens het exploiteren van voornoemde camping zonder de daarvoor vereiste vergunning ingevolge de Wor. Bij beslissing op bezwaar van 2 augustus 2007 heeft verweerder deze last onder dwangsom gehandhaafd. De last strekt tot beëindiging van de exploitatie van de camping zonder vergunning. Aan deze last heeft de vennootschap niet voldaan. Inmiddels zijn alle dwangsommen verbeurd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de vennootschap, vanwege het exploiteren van een kampeerterrein zonder de vereiste kampeerexploitatievergunning, bestuursdwang aangezegd indien de vennootschap niet binnen vier weken na dagtekening van dit besluit alle gebruikers van camping De Heidepol de toegang tot het kampeerterrein heeft ontzegd en verhinderd en de vennootschap al haar activiteiten in het kader van het kampeerbedrijf heeft gestaakt. De aangekondigde bestuursdwang bestaat uit het effectueren van de ontruiming en sluiting van camping De Heidepol, zulks op kosten van de vennootschap. Tegen dit besluit heeft de vennootschap bezwaar gemaakt. Verder hebben verzoekers hiertegen bezwaar gemaakt.
2.2 Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat zij als permanente bewoners van de camping ernstig in hun belangen worden geschaad omdat zij door de ontruiming dakloos worden, dat zij geen zicht hebben op andere woonruimte binnen de begunstigingstermijn, dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen in te dienen tegen het voornemen tot het toepassen van bestuursdwang, dat hun belangen ook niet hebben meegewogen bij het nemen van het bestreden besluit, dat verweerder zich niet heeft vergewist van het aantal bewoners op de camping, dat de voorgenomen sluiting gevolgen voor verzoekers heeft die niet in verhouding staan tot het met het bestreden besluit te dienen doel, dat verweerder bij het opleggen van de last onder dwangsom de veiligheidssituatie kennelijk minder urgent heeft geacht, dat verweerder een zorgplicht heeft voor de permanente bewoners en dat alle verzoekers alsnog een persoonsgebonden gedoogbeschikking (pgb) hebben aangevraagd. Namens [verzoeker 16] en [verzoeker 17] is nog aangevoerd dat het bestreden besluit niet correct aan de bewoners als belanghebbenden is bekendgemaakt, dat de Wor per 1 januari 2008 vervalt en per die datum geen sprake meer is van een overtreding van de Wor, dat de aanschrijving in strijd is met verzoekers recht op ongestoord woongenot, dat verweerder alle campinghouders gelijk dient te behandelen en dat de ontruiming strijdig is met de strekking van de verleende pgb’s tot afzien van handhavend optreden.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
2.3 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangen¬afweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddel¬lijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voorzover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.4 Artikel 5:21 van de Awb verstaat onder bestuursdwang: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
2.5 De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verzoekers als permanente gebruikers van stacaravans op camping De Heidepol zijn aan te merken als belanghebbenden bij het bestreden besluit. Het bestreden besluit strekt tot handhavend optreden tegen de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V., die optreedt als exploitant van de camping zonder de daarvoor vereiste vergunning ingevolge de Wor te hebben verkregen. De aanschrijving strekt tot beëindiging van de onrechtmatige exploitatie van de camping door de vennootschap. Daarom is in beginsel alleen de vennootschap aan te merken als belanghebbende bij deze aanschrijving. Door de aangekondigde ontruiming en sluiting van de camping zullen verzoekers echter worden getroffen in het gebruik van de stacaravans. Deze stacaravans waren hun eigendom en dienen als hun hoofdverblijf. Om die reden zullen zij als belanghebbenden bij het bestreden besluit worden aangemerkt en wordt hun bezwaar ontvankelijk geacht.
Bij uitspraak van heden in de zaak van de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. met nummer 07 / 4835 GEMWT VV concludeert de voorzieningenrechter dat er sprake is van overtreding van artikel 8 van de Wor, dat de vennootschap is aan te merken als de overtreder, dat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden tegen de vennootschap en dat niet is gebleken van omstandigheden die nopen tot afzien van handhavend optreden. Dat de Wor per 1 januari 2008 zal vervallen maakt dit oordeel, zoals overwogen in die uitspraak, niet anders.
Hierna zal de voorzieningenrechter zich dan ook beperken tot de vraag of de rechten en/of belangen van verzoekers alsnog nopen tot schorsing van het bestreden besluit. Daarbij zal voorbij worden gegaan aan de stelling dat verzoekers niet op de hoogte zijn gesteld van de bestuursdwangaanschrijving aan de vennootschap. Verzoekers hebben immers nagenoeg tegelijk met de verzending van die aanschrijving een brief (zonder datum) van verweerder ontvangen waarin zij van de aanschrijving en van de consequenties daarvan op de hoogte zijn gebracht. Desgevraagd hebben zij ook een afschrift van die aanschrijving ontvangen. Dat betekent dat verzoekers tijdig van het bestreden besluit op de hoogte zijn gebracht.
Uit de bewoordingen van het bestreden besluit blijkt dat verweerder op de hoogte is van het feit dat de camping mede wordt gebruikt door permanente bewoners en dat de veiligheid van alle gebruikers niet kan worden gegarandeerd. Dat betekent dat de belangen van verzoekers door verweerder in het bestreden besluit in zoverre wel zijn meegewogen. Dat neemt niet weg dat verweerder hen, als derde-belanghebbenden bij het voornemen tot sluiting van de camping, in de gelegenheid had moeten stellen hun zienswijzen als bedoeld in artikel 4:8 van de Awb in te dienen. In dit verzuim ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding het bestreden besluit te schorsen, aangezien verzoekers in het kader van deze procedure hun zienswijzen alsnog volledig naar voren kunnen brengen.
Het geschil spitst zich daarmee toe op de vraag of de rechten en belangen van verzoekers bij het behoud van hun hoofdverblijf op de camping zwaarder moeten wegen dan het met de aanschrijving door verweerder beschermde belang bij handhaving van de voorschriften van de Wor en daarmee van de belangen van de gebruikers van de camping in het algemeen. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Om te beginnen is het ingevolge het bestemmingsplan en het huurcontract voor een standplaats op de camping uitdrukkelijk verboden om permanent te wonen op de camping. Verder zijn de gebruikers van de camping al enige tijd op de hoogte van de bestaande problemen van de vennootschap en de dreigende sluiting. Dat blijkt onder meer uit de namens verzoekers ingebrachte krantenartikelen over de dreigende sluiting van de camping en uit de door verweerder gestelde publicaties. Een aantal gebruikers van de camping hebben zelfs een kortgedingprocedure aangespannen tegen de vennootschap met de bedoeling dat de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen op de camping zouden worden getroffen. Hieruit volgt dat verzoekers al langere tijd bekend konden zijn met het vooruitzicht dat hun gebruiksrecht eindig zou zijn en zich terzake tijdig hadden kunnen beraden op het nemen van passende maatregelen. Voor verweerder speelt daartegenover een rol dat de camping nog steeds niet voldoet aan de minimaal te stellen veiligheidseisen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het uitblijven van wezenlijke verbeteringen op de camping het voornemen van verweerder tot sluiting van de camping op korte termijn dan ook rechtvaardigen, temeer nu zijdens verweerder ter zitting is toegezegd dat vervangende woonruimte zal worden gezocht voor de bewoners die sinds 31 oktober 2003 op de camping wonen en een persoonsgebonden gedoogbeschikking inzake permanent wonen hebben aan-gevraagd. Dat voor permanent wonen op camping De Heidepol geen gedoogbeschikkingen worden verleend, zal daarbij door verweerder buiten beschouwing worden gelaten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het niet onredelijk dat verweerder alleen voor deze groep bewoners een voorziening treft. Overigens heeft verweerder toegezegd om eventueel in schrijnende gevallen, waarbij wordt gedacht aan gezinnen met kinderen, eveneens naar een oplossing te zoeken. De gehanteerde begunstigingstermijn acht de voorzieningenrechter in het licht van de omstandigheden niet onredelijk kort.
2.6 Uit voorgaande overwegingen volgt dat verweerder bevoegd is tot het toepassen van bestuursdwang tegen de exploitant van de camping, aldus dat de camping wordt gesloten. De nadelige gevolgen daarvan voor de bewoners van de camping zijn onder de omstandigheden van dit geval, waarbij met name geldt dat de brandveiligheid structureel onder de maat is, dat een uiteindelijke sluiting van de camping in de lijn der verwachting lag en dat verweerder voor een groep bewoners met oudere rechten naar vervangende woonruimte wil zoeken, niet zodanig onevenredig dat van deze sluiting moet worden afgezien. Daarom zal hun verzoek om voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.7 Gelet op dit oordeel is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. Peters, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op vrijdag 14 december 2007.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 14 december 2007.