ECLI:NL:RBBRE:2007:BB9232
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel in verkeershandhaving
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. W.E.M. Verjans op 27 november 2007, gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd door de officier van justitie op 10 mei 2007. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen vanwege een verkeersgedraging, maar had niet tijdig of volledig betaald. Het dwangbevel werd op 4 juni 2007 aan de betrokkene betekend. Na de betekening heeft de betrokkene op 14 juni 2007 schriftelijk gereageerd naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), waarbij deze reactie werd aangemerkt als een verzetschrift tegen het dwangbevel. Het CJIB heeft het verzetschrift doorgezonden naar de kantonrechter voor verdere behandeling.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene het verzet tijdig heeft ingesteld en ontvankelijk is in haar verzet. Tijdens de behandeling heeft de griffier het CJIB verzocht om commentaar op het verzetschrift en om aan te geven of het dwangbevel gehandhaafd kan worden. Tot op heden heeft het CJIB echter geen enkele reactie gegeven. Gezien het uitblijven van een reactie heeft de kantonrechter besloten het verzet gegrond te verklaren.
Op basis van artikel 26 lid 7 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) is de kantonrechter van oordeel dat het door de betrokkene betaalde griffierecht van € 106,00 aan haar moet worden terugbetaald. De beslissing van de kantonrechter is verzonden met de mededeling dat tegen deze beschikking binnen twee weken hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.