ECLI:NL:RBBRE:2007:BB9202

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
26 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2387
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping bouwvergunning voor zendmast in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, waarbij een bouwvergunning voor een 42 meter hoge mast ten behoeve van veiligheidscamera's is herroepen. De rechtbank Breda heeft op 26 november 2007 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 07/2387. De rechtbank oordeelde dat de herroeping van de bouwvergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat de rechtsgevolgen van het herroepen besluit niet in stand konden worden gelaten. De rechtbank stelde vast dat de beslissing van het college om de rechtsgevolgen voorlopig in stand te houden, niet was gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat hiervoor een aparte procedure vereist was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij het college was veroordeeld om het griffierecht aan eisers te vergoeden en de proceskosten te betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de verplichting om de rechtsgevolgen van besluiten correct te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 2387 WW44
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam eiseres] en [naam eiser],
gevestigd respectievelijk wonende te Raamsdonksveer, eisers,
gemachtigde mr. M.P. Wolf,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg,
verweerder.
1. Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 april 2007, verzonden 23 april 2007 (bestreden besluit), waarbij de bezwaren gegrond zijn verklaard en het primaire besluit is herroepen.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 november 2007, waarbij aanwezig was namens verweerder [naam woordvoerder verweerder]. Tevens was ter zitting aanwezig [naam woordvoerder vergunninghouder] namens vergunninghouder [naam vergunninghouder].
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 24 januari 2006 (primair besluit) heeft verweerder vrijstelling van het bestemmingsplan, alsmede een reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een 42 meter hoge mast aan de [naam locatie] te [naam woonplaats].
Bij brief van 3 februari 2006 hebben eisers hiertegen tijdig bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers kennelijk gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en herzien. Voorts heeft verweerder bepaald de rechtsgevolgen van het primaire besluit vooralsnog in stand te houden, totdat een nader besluit is genomen ten aanzien van de in procedure zijnde vrijstelling ten behoeve van de onderhavige zendmast.
2.2 Namens eisers is in beroep, samengevat, aangevoerd dat de combinatie van besluitvorming, te weten het herroepen van de primaire beslissing en daarbij het nieuwe besluit afhankelijk stellen van een nader onderzoek of een nadere procedure, zich niet verdraagt met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast vragen eisers zich af waar verweerder de bevoegdheid op baseert om de rechtsgevolgen in stand te laten, nu noch artikel 6:22 noch artikel 8:72, derde lid, van de Awb daarvoor een grondslag biedt.
2.3 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep overweegt de rechtbank dat de vraag dient te worden beantwoord of sprake is van procesbelang aan de zijde van eisers, nu bij het bestreden besluit het bezwaar gegrond is verklaard en het primaire besluit is herroepen. Dit betekent dat de verleende bouwvergunning voor de 42-meter hoge mast aan de [naam locatie] te [naam woonplaats] is komen te vervallen. In beginsel kunnen eisers met het beroep dus niet meer bereiken dan thans bij het bestreden besluit is beslist.
In de voorliggende zaak ligt dit echter anders nu verweerder bij het bestreden besluit tevens heeft bepaald dat het primaire besluit wordt “herzien” (punt 4) en dat “de rechtsgevolgen voorlopig in stand worden gehouden” (punt 5). Nu het primaire besluit is herroepen, is naar het oordeel van de rechtbank het procesbelang er slechts nog in gelegen dat door de punten 4 en 5 van het bestreden besluit onduidelijkheid wordt geschapen ten aanzien van de gevolgen van dit besluit. Deze onduidelijkheid dient te worden weggenomen.
Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder aangegeven dat met het bepaalde onder punt 5 van het bestreden besluit is bedoeld aan te geven dat van handhaving wordt afgezien. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze beslissing ten onrechte in het bestreden besluit heeft opgenomen, nu hiervoor een afzonderlijke procedure dient te worden gevolgd. Een beslissing in dat kader kan dan ook niet in de voorliggende zaak worden meegenomen.
Daarnaast overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit tot herroeping van het primaire besluit ten grondslag gelegd dat aan het bouwplan alleen medewerking verleend had kunnen worden door middel van een zelfstandige projectprocedure ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Nu hieraan nog geen toepassing was gegeven, kon reeds hierom de bouwvergunning niet in stand worden gehouden. Hierbij heeft verweerder besloten om het primaire besluit te herzien en de rechtsgevolgen, verbonden aan het primaire besluit, vooralsnog in stand te houden totdat een nader besluit is genomen ten aanzien van de in procedure zijnde vrijstelling ten behoeve van de zendmast.
In artikel 7:11, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Verweerder heeft in zijn beslissing volstaan met een herroeping van het primaire besluit en een nieuw te nemen besluit afhankelijk gesteld van nader onderzoek. Een dergelijke wijze van beslissen op een bezwaarschrift is in strijd met artikel 7:11 van de Awb (zie ook de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 4 december 1997, zoals gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJ-nummer ZF3445, en van 27 mei 1999, AB 2000, 13).
Voor zover verweerder heeft gemeend dat in artikel 6:22 van de Awb een grondslag is gelegen voor het in stand laten van de rechtsgevolgen door het bestuursorgaan, kan de rechtbank dit niet volgen. Artikel 6:22 ziet immers op een situatie waarin een besluit bij schending van een vormvoorschrift, maar waarbij de belanghebbende niet in zijn belangen is geschaad, toch in stand kan worden gelaten. De strekking van dit artikel is dat schending van een vormvoorschrift niet per definitie tot vernietiging van het besluit hoeft te leiden. Zulks is in de voorliggende zaak echter reeds niet het geval, nu het primaire besluit is herroepen. Het besluit noch de rechtsgevolgen worden in dat geval in stand gelaten.
2.4 Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit gedeeltelijk voor vernietiging in aanmerking.
Om de procedure niet langer te laten duren dan strikt noodzakelijk is, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit.
2.5 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eisers, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op:
- het herzien zoals dat onder punt 4 van het bestreden besluit is bepaald;
- het voorlopig in stand houden van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, zoals onder de punt 5 van het bestreden besluit is bepaald;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
gelast dat de gemeente Geertruidenberg aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 285,-- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--, te betalen door de gemeente Geertruidenberg.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th. Peters, rechter, en in aanwezigheid van mr. E.G.F. Vliegenberg, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 november 2007.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 26 november 2007