RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 3956 GEMWT
uitspraak van de meervoudige kamer
Parochie Heilige Margarita Maria Alacoque,
te Tilburg, eiser,
gemachtigde mr. P.L.J.M. van Dun,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 september 2007 (bestreden besluit), inzake de dwangsom die verweerder aan eiser heeft opgelegd vanwege het veroorzaken van geluidsoverlast door het klokgelui van de kerk H. Margarita Maria Alacoque aan de Ringbaan West 302 te Tilburg.
Het beroep is versneld behandeld ter zitting van 12 oktober 2007, waarbij aanwezig waren namens eiser [naam pastoor], pastoor van de parochie en [naam persoon], secretaris van het parochiebestuur, bijgestaan door de gemachtigde. Namens verweerder waren aanwezig mr. [naam persoon] en [naam persoon].
2.1Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Omwonenden van de kerk van de parochie Margarita Maria Alacoque (hierna: de kerk) hebben bij brief van 30 oktober 2006 – als actiegroep “Wakker(e) Lui(den)” – de pastoor van de parochie, [naam pastoor], verzocht het klokgelui dat sinds
28 augustus 2006 vanaf 07.15 uur klinkt, te doen ophouden. Op deze datum is door deze omwonenden voorts aan verweerder verzocht aan te geven welk standpunt deze inneemt ten aanzien van deze geluidsoverlast. Laatstgenoemd verzoek is bij brief van 12 december 2006, gericht aan de burgemeester van Tilburg, herhaald.
Bij brief van verweerder van 16 februari 2007 is de pastoor van de parochie gewaarschuwd. Indien het klokgelui in de ochtenduren na 15 maart 2007 niet is gestaakt zal een procedure worden gestart tot het toepassen van een dwangmaatregel. Het kerkbestuur heeft hiertegen bij brief van 2 maart 2007 bezwaar gemaakt. Bij schrijven van 21 maart 2007 heeft verweerder hierop gereageerd.
Bij brief van 2 mei 2007 heeft verweerder aangekondigd dat, nu het klokgelui niet is gestaakt, een voornemen tot handhaving zal volgen indien het klokgelui na 15 juni 2007 nog plaatsvindt. Bij brief van 19 juni 2007 heeft verweerder dit voornemen tot handhavend optreden kenbaar gemaakt. Hierop is op 4 juli 2007 een zienswijze gevolgd.
Bij besluit van 23 juli 2007 heeft verweerder de parochie gelast om na 15 augustus 2007 het gelui van de klok van de kerk rond 07.15 uur achterwege te laten, indien daardoor bij de gevel van een woning een geluidsniveau ontstaat dat meer dan 10 dB(A) ligt boven de normen uit het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer en meer dan 10 dB(A) boven het geluid van de omgeving. Voor elke dag dat deze last niet wordt nageleefd, wordt een dwangsom opgelegd van € 5.000,- met een maximum van € 50.000,-.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2.2 Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat verweerder niet bevoegd is tot het opleggen van een dwangsom omdat de raad van de gemeente Tilburg geen regels heeft gesteld als bedoeld in artikel 10, slotzin, van de Wet openbare manifestaties (WOM). Artikel 110 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Tilburg (APV 2005) kan niet als regel(s) in voormelde zin worden gezien, ook al omdat deze bepaling geen duidelijke normering bevat omtrent toegestaan geluidsniveau. Daarnaast heeft eiser erop gewezen dat artikel 110, eerste lid, APV 2005 niet geldt, gelet op het bepaalde in het vierde lid. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat, indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat verweerder wel bevoegd is tot handhavend optreden, verweerder hiervan in redelijkheid geen gebruik mocht maken. Tenslotte stelt eiser dat de hoogte van de dwangsom geenszins in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en de zwaarte van het geschonden belang.
2.3 Allereerst gaat de rechtbank ervan uit dat uitsluitend de parochie Heilige Margarita Maria Alacoque beroep heeft ingesteld en dat de (rechts)handelingen die tijdens bezwaar en beroep door pastoor [naam pastoor] zijn verricht, door hem zijn gedaan als vertegenwoordiger van het kerkbestuur van de parochie.
Artikel 53, eerste lid, aanhef en onder h, van het Algemeen Reglement voor het Bestuur van een parochie vereist voorts voor het instellen van beroep een machtiging van de bisschop. Hoewel deze machtiging ontbreekt gaat de rechtbank ervan uit dat het voeren van de onderhavige procedure geschiedt met instemming van de bisschop, gelet op de door de advocaat van eiser ter zitting uiteengezette contacten tussen het kerkbestuur en het bisdom.
2.4 Ingevolge de artikelen 5:21 en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 125 van de Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het opleggen van een dwangsom indien sprake is van strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen.
Artikel 6, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Ingevolge het tweede lid van deze bepaling kan de wet terzake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 10 van de WOM bepaalt dat klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zijn toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd ter zake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.
Ingevolge het eerste lid van artikel 110 van de APV 2005 is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Het vierde lid van deze bepaling stelt, voor zover relevant, dat het in het eerste lid bepaalde niet geldt, voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
2.5 Voor de vraag of verweerder bevoegd is handhavend op te treden overweegt de rechtbank het volgende.
Het oproepen tot het bijwonen van de liturgie door middel van klokgelui valt onder de beschermende werking van de vrijheid van godsdienst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet. Niet valt in te zien waarom klokgelui ’s ochtends om 7.15 uur, gelet op het tijdstip door verweerder als excessief klokgelui aangeduid, buiten de werking van deze grondwettelijke bescherming zou vallen, zoals verweerder heeft aangegeven in het bestreden besluit. Anders dan verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat beperkingen die worden gesteld aan klokgelui zoals in het onderhavige geval een beperking inhouden van de vrijheid van godsdienst.
Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Grondwet mag de vrijheid van godsdienst worden beperkt indien dit nodig is ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In artikel 10 van de WOM heeft de wetgever bepaald dat de gemeenteraad ter bescherming van deze belangen regels kan stellen ter zake duur en geluidsniveau van klokgelui. De gemeenteraad van Tilburg heeft van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt.
Verweerder heeft zijn bevoegdheid om in casu handhavend op te treden gebaseerd op het in artikel 110, eerste lid, van de APV 2005 vastgestelde verbod om geluidhinder te veroorzaken.
Naar het oordeel van de rechtbank staan de Grondwet, noch de WOM er aan in de weg dat verweerder in het licht van artikel 110, eerste lid, van de APV 2005 ter voorkoming van geluidhinder handhavend optreedt tegen klokgelui, mits die handhaving niet zo ver gaat dat daardoor het gebruik van de klok illusoir wordt gemaakt of onnodig wordt beperkt. Daarbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 oktober 1994, gepubliceerd in Bijlage NJB van 2 december 1994, nr. 45. De rechtbank overweegt daarbij dat het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder niet valt te vereenzelvigen met de in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet opgesomde belangen.
2.6 Niettemin ziet de rechtbank aanleiding het bestreden besluit te vernietigen nu het bepaalde in artikel 110, vierde lid, van de APV 2005 aan de toepassing van het eerste lid van dit artikel in de weg staat.
Immers, het vierde lid stelt het toepassingsbereik van het eerste lid niet afhankelijk van de vraag of een bepaalde normstelling voor geluidhinder geldt, maar relateert het toepassingsbereik van de APV 2005 aan de vraag of de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn. Niet in het geding is dat de kerk valt onder de werking van de Wet milieubeheer en het daarop berustende Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer. Alle voorschriften uit dit Besluit en de bijlage bij dit Besluit zijn op de kerk van toepassing, waarbij één van die regels is dat bij het bepalen van de geluidsniveaus het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden, buiten beschouwing dient te blijven. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat, nu het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer op de kerk van toepassing is, het verbod in artikel 110, eerste lid, van de APV 2005 niet geldt.
2.7 Nu het bestreden besluit zal worden vernietigd omdat verweerder geen bevoegdheid heeft tot handhavend optreden ziet de rechtbank hierin aanleiding zelf in de zaak te voorzien en ook het primaire besluit van 23 juli 2007 te herroepen.
Voorts ziet de rechtbank hierin aanleiding de overige beroepsgronden onbesproken te laten.
2.8 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
Eiser heeft tevens verzocht om vergoeding van de proceskosten die hij tijdens de bezwaarfase heeft gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit verzoek afgewezen wegens de ongegrondverklaring van het bezwaar. Nu de rechtbank ook het primaire besluit herroept, komt deze reden voor afwijzing van het verzoek om vergoeding van proceskosten tijdens de bezwaarfase te vervallen.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich in het onderhavige geval voor, omdat verweerder had kunnen en moeten weten dat de gekozen grondslag geen bevoegdheid tot handhavend optreden kon verstrekken. Het verzoek, voorzover dit betrekking heeft op de proceskosten die eiser tijdens de bezwaarfase heeft gemaakt, zal dan ook worden toegewezen.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
herroept het besluit in primo van 23 juli 2007;
gelast dat de gemeente Tilburg aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 285,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.288,-, te betalen door de gemeente Tilburg.
Deze uitspraak is gedaan door mrs. L.P. Hertsig, T. Peters en A.J.L. Woerdeman, rechters, en door mr. Hertsig, voorzitter, in aanwezigheid van mr. A.J.A. de Bie, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.