ECLI:NL:RBBRE:2007:BB7632

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07 / 1368 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van uitspraak inzake monumentenvergunning voor beschermd rijksmonument Benedenkade 11 te Willemstad

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 1 oktober 2007 uitspraak gedaan over de aanvraag van Venstuco B.V. voor een monumentenvergunning voor het afbreken en herbouwen van het als beschermd rijksmonument aangewezen pand aan de Benedenkade 11 te Willemstad. De aanvraag was eerder afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, omdat verweerder de adviezen van de commissie Welstandszorg Noord-Brabant en de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten niet zonder meer aan het besluit ten grondslag had mogen leggen. Hierdoor is de aanvraag opengevallen, wat betekent dat de vergunning geacht wordt te zijn verleend, omdat de termijn van vier maanden na ontvangst van de adviezen is verstreken.

De rechtbank heeft de uitspraak van 1 oktober 2007 hersteld, omdat in het dictum een onjuistheid was vermeld. De rechtbank heeft nu bepaald dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres, en dat één van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijft. Dit houdt in dat de vergunning geacht wordt te zijn verleend, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente Moerdijk het door eiseres betaalde griffierecht van € 285,-- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 644,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.L. Woerdeman, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, in het openbaar uitgesproken. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de procedure rondom monumentenvergunningen en de gevolgen van het niet tijdig beslissen door het bestuursorgaan verduidelijkt.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 1368 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
de vennootschap “Venstuco B.V.”,
gevestigd te Zaltbommel, eiseres,
gemachtigde mr. drs. B.F.J. Bollen
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft de eigendom van het als beschermd rijksmonument aangewezen pand [adres] te Willemstad. Zij wil het pand afbreken en vervolgens zoveel mogelijk in de originele staat herbouwen en heeft daartoe verweerder verzocht om een monumentenvergunning in de zin van de Monumentenwet 1988 (Mw). Naar aanleiding hiervan is op initiatief van verweerder onderzoek verricht door de commissie “Welstandszorg Noord-Brabant” (welstandscommissie) en de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten (RACM), die hun bevindingen en conclusies hebben neergelegd in het rapport van 5 oktober 2006 onderscheidenlijk 9 november 2006.
Voorts is nader onderzoek verricht door de commissie “Monumentenzorg Moerdijk” (monumentencommissie), die haar bevindingen en conclusies heeft neergelegd in het rapport van 11 januari 2007.
Na toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft verweerder bij het bestreden besluit de aanvraag afgewezen. Daartoe heeft verweerder in hoofdzaak aangevoerd dat de adviezen van 5 oktober 2006, 9 november 2006 en
11 januari 2007 geen gebreken vertonen en dat hij zich daarom op deze adviezen heeft gebaseerd.
Bij uitspraak van 1 oktober 2007 oordeelde de rechtbank dat verweerder de adviezen van de RACM en de monumentencommissie, gelet op het geconstateerde gebrek, niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag had mogen leggen. De rechtbank heeft om die reden het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift.
2. Beoordeling
Gebleken is dat in vorenbedoeld dictum een onjuistheid is vermeld. Het bestreden besluit betreft niet een beslissing op bezwaar maar een primair besluit op de aanvraag van eiseres. De rechtbank heeft de uitspraak van 1 oktober 2007 inmiddels aldus hersteld dat de zinsnede “draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak“ vervalt en dat in plaats daarvan moet worden gelezen: “draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak”. Vervolgens is echter gebleken dat door de vernietiging van het bestreden besluit de aanvraag van eiseres is opengevallen en dat ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Mw, de vergunning geacht wordt te zijn verleend omdat de termijn van vier maanden na de datum van ontvangst van de adviezen, als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Mw, intussen is verstreken.
Aangezien dit laatste een onbedoeld effect is van de vernietiging van het bestreden besluit zal de rechtbank de uitspraak van 1 oktober 2007 ook in die zin herstellen dat aan het dictum de zinsnede wordt toegevoegd: “bepaalt dat één van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, te weten het rechtsgevolg dat verweerder binnen de termijn als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Mw heeft beslist, in stand blijft”.
Voor alle duidelijkheid zal de rechtbank hierna de beslissing in de uitspraak van 1 oktober 2007 formuleren zoals deze beslissing thans luidt.
3. Beslissing
De rechtbank
herstelt de tussen partijen onder bovengenoemd zaaknummer gedane uitspraak van 1 oktober 2007 aldus, dat de beslissing als volgt moet worden gelezen:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat één van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, te weten het rechtsgevolg dat verweerder binnen de termijn als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Mw heeft beslist, in stand blijft;
- gelast dat de gemeente Moerdijk aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 285,-- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-- te betalen door de gemeente Moerdijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.L. Woerdeman, rechter, en in tegenwoordigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op: