ECLI:NL:RBBRE:2007:BB6649

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/626913-06
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bakx
  • A. Schoenmakers
  • J. van Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van dood door schuld tijdens bedrijfsuitje met Rhino

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 29 oktober 2007, stond de verdachte terecht voor de dood van de heer [slachtoffer] tijdens een bedrijfsuitje op 10 mei 2006. De activiteiten omvatten het rijden met een Rhino, een vierwielig voertuig, op speciaal aangelegde hindernisbanen. De verdachte, als instructrice, werd verweten dat zij niet had gecontroleerd of de deelnemers hun veiligheidsgordels droegen. De rechtbank moest vaststellen of er een causaal verband bestond tussen het niet dragen van de gordel en het letsel dat de heer [slachtoffer] opliep, wat uiteindelijk leidde tot zijn overlijden.

De rechtbank concludeerde dat het letsel van de heer [slachtoffer] niet het gevolg was van het stoten van zijn hoofd, maar van een plotselinge belasting op zijn hoofd door de rolbeugel van de kantelende Rhino. Het technisch onderzoek toonde aan dat als de heer [slachtoffer] een veiligheidsgordel had gedragen, hij niet uit de Rhino zou zijn geslingerd. De rechtbank oordeelde dat de dood van de heer [slachtoffer] was veroorzaakt door het niet dragen van de gordel, maar dat de verdachte niet nalatig was geweest in haar verantwoordelijkheden als instructrice.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de dood door schuld, omdat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet dragen van de gordel door de heer [slachtoffer]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, waarbij werd benadrukt dat de deelnemers ook een eigen verantwoordelijkheid hadden in het dragen van de gordel. De uitspraak werd gedaan door mr. Bakx, voorzitter, en mr. Schoenmakers en mr. Van Kempen, rechters, in aanwezigheid van griffier Mertens.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/626913-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 oktober 2007
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres],
raadsman mr. M.J. Smit, advocaat te Dordrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 oktober 2007, waarbij de officier van justitie, mr. De Brouwer, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat door verdachte’s schuld [slachtoffer] tijdens een personeelsuitje op 10 mei 2006 om het leven is gekomen, omdat zij niet heeft gecontroleerd of die [slachtoffer] een veiligheidsgordel droeg.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de dood van de heer [slachtoffer] is veroorzaakt doordat hij tijdens een rit met een zgn. Rhino, een vierwielig voertuig waarmee op hindernisbanen werd gereden, bij een landing uit die Rhino gleed en de rolbeugel van de kantelende Rhino op zijn hoofd kreeg. Daardoor is, ondanks het dragen van een helm, zodanig hersenletsel ontstaan dat de heer [slachtoffer] kwam te overlijden.
Verdachte, die als instructrice de groep deelnemers instrueerde, had als professional een eigen verantwoordelijkheid. Zij kende het gevaar van onoordeelkundig gebruik van de Rhino en had kunnen en moeten voorzien dat zij met haar instructies tekort schoot. Verdachte had voordat zij de hindernisbaan opging zelfstandig moeten controleren of de deelnemers hun veiligheidsgordel hadden omgedaan. Nu zij dat heeft nagelaten en het causale verband tussen het niet dragen van de gordel en het overlijden van de heer [slachtoffer] in de ogen van de officier van justitie vast staat, acht hij verdachte schuldig aan de dood van de heer [slachtoffer].
De verdediging heeft betoogd dat de instructies juist heel gedegen en uitgebreid waren. Veiligheid stond voor de B.V. en voor de in haar dienst werkende instructeurs hoog in het vaandel.
De deelnemers waren echter volwassen mensen en dienden in het bezit te zijn van een rijbewijs. Van hen mocht enige eigen verantwoordelijkheid worden verwacht. Zij werden erop gewezen dat zij de gordel om moesten doen en de instructie hoefde niet zover te gaan dat dan nog eens bij ieder afzonderlijk werd gecontroleerd of dat ook echt was gebeurd voor men de hindernisbaan opging.
Daarnaast hoefden de B.V., noch haar instructeurs, er rekening mee te houden dat er dermate ondeskundig met een voertuig als de Rhino zou worden gereden.
Bovendien staat naar de mening van de raadsman niet vast dat de dood van de heer [slachtoffer] uitsluitend werd veroorzaakt door het niet dragen van de veiligheidsgordel. Te denken valt aan het onwel worden van de heer [slachtoffer] tijdens het rijden of het stoten van zijn hoofd tegen de rolbeugel voordat de Rhino kantelde.
Verder wijst de raadsman erop dat tijdens de sessie waarbij het ongeval plaatshad niet verdachte de instructie van de Rhino op zich had genomen maar mede-instructeur [verdachte]. Verdachte instrueerde de berijders van de quads (vierwielige motorfietsen) en daarop zitten geen veiligheidsgordels. Zij mocht erop vertrouwen dat haar ervaren collega-instructeur het gebruik van de gordels in de Rhino zou controleren.
In ieder geval meent de verdediging dat, zo er al sprake is van schuld, er geen sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat de heer [slachtoffer] tijdens de sessie geen gordel heeft gedragen. Dit blijkt genoegzaam uit het technisch onderzoek en uit getuigenverklaringen, met name de verklaring van de passagier van [slachtoffer], [getuige]. Ter zitting zijn foto’s getoond van Rhino’s, waarin leden van het gezelschap waartoe de heer [slachtoffer] behoorde, als bestuurder of als passagier meereden. Uit de foto’s wordt duidelijk dat niemand een veiligheidsgordel om had. Meer specifiek is uit de ter zitting getoonde foto NS6V7162, gemaakt kort voor het noodlottige ongeval, gebleken dat evenmin de heer [slachtoffer] en zijn passagier een veiligheidsgordel droegen.
De veronderstelling van de raadsman dat de heer [slachtoffer] wel een gordel om had en langzaam uit die gordel is geschoven zonder dat deze is geblokkeerd, volgt de rechtbank dan ook niet. De heer [slachtoffer] droeg zijn veiligheidsgordel niet.
Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of er een causaal verband bestaat tussen het niet dragen van een gordel door de heer [slachtoffer] en het door het ongeval opgelopen letsel. Gelet op de aard en de ernst van het letsel van de heer [slachtoffer], in combinatie met de ernstige beschadigingen aan de door hem gedragen helm, kan dit letsel niet zijn ontstaan door het stoten van zijn hoofd, zoals de raadsman opperde. Dit kan slechts het gevolg zijn van een plotselinge, enorme puntbelasting op de helm en het hoofd. Uit het technisch onderzoek blijkt dat dit slechts kan zijn veroorzaakt doordat de rolbeugel van de kantelende, 600 kilogram zware, Rhino op het hoofd van de heer [slachtoffer] terecht is gekomen. Verder blijkt uit dat onderzoek dat, indien de heer [slachtoffer] de goedwerkende veiligheidsgordel had gedragen, hij niet op een dergelijke manier uit de Rhino zou zijn geslingerd. Op grond hiervan neemt de rechtbank als vaststaand aan dat de dood van de heer [slachtoffer] is veroorzaakt doordat hij geen gordel droeg.
De rechtbank komt dan toe aan het verweer van de verdediging dat van de B.V. als werkgever en van de instructeurs niet gevergd kon worden dat zij meer controle uitoefenden dan werd gedaan en dat van de deelnemers enige eigen verantwoordelijkheid kon worden verwacht.
De rechtbank acht het navolgende van belang. Door de combinatie van de aard van het parcours, de snelheid van de Rhino’s, de onervarenheid van de deelnemers en soms hun overmoedige gedrag, is het dragen van de veiligheidsgordel van het grootste belang.
De deelnemers waren onbekend met de voertuigen en het rijden daarmee onder zware terreinomstandigheden. Dan kan niet worden volstaan met een sticker op het dashboard, al dan niet in het Engels of het Nederlands, en het enkele wijzen tijdens de instructie op het belang van het dragen van de gordel. Dan moet een extra controle worden uitgevoerd voor men vertrekt, zoals dat ook gebruikelijk gebeurt voordat een vliegtuig gaat vertrekken, ook nadat de passagiers erop zijn gewezen dat ze hun gordel moeten aandoen. Het dragen van een veiligheidsgordel is te belangrijk, met name in een situatie waarin mensen hetgeen staat te gebeuren zien als vermaak. Zij zijn daardoor minder in staat de juiste risico-inschatting te maken. Op een organisator die deelnemers in een dergelijke gevaarzettende situatie brengt rust dus een bijzondere zorgplicht in de vorm van een expliciete controle of iedere deelnemer heeft voldaan aan het vereiste om zijn gordel om te doen.
Zoals reeds opgemerkt is niet gecontroleerd op het daadwerkelijke omdoen van de gordel. Was dit wel gebeurd, dan was de heer [slachtoffer] niet verongelukt. Gelet op het grote belang van het dragen van de veiligheidsgordel, is het nalaten van een controle daarop voordat inzittenden in dit soort voertuigen vertrekken, te kwalificeren als een aanmerkelijke nalatigheid. De rechtbank acht daarom sprake van dood door schuld in de zin van artikel 307 wetboek van strafrecht.
Het verweer van de raadsman omtrent het aandeel van verdachte als instructeur treft echter wel doel. Bij de noodlottige rit werd er gewerkt met twee instructeurs. Verdachte nam de instructie van de berijders van de quads voor haar rekening en reed voor de quads uit. [verdachte], eveneens een zeer ervaren instructeur, verzorgde de instructie van de achteraan startende Rhino en reed achteraan.
Dat de berijders van de Rhino niet zijn gecontroleerd op het daadwerkelijk dragen van de gordel kan daarom niet worden beschouwd als een nalatigheid van verdachte waardoor de heer [slachtoffer] is overleden. Dat verdachte zich zelf verantwoordelijk voelde omdat volgens afspraak de voorop rijdende instructeur de verantwoording had doet daar niet aan af. Dit strekte zich immers uit tot het aangeven, en daardoor controleren, van de snelheid van het deelnemersveld.
De rechtbank acht verdachte dus niet schuldig en spreekt haar vrij.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het haar tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Schoenmakers en mr. Van Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 oktober 2007. Mrs. Schoenmakers en Van Kempen en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage:
Verdachte was tenlastegelegde dat:
zij op of omstreeks 10 mei 2006 te Loon op Zand grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig niet, althans onvoldoende, heeft gecontroleerd op het daadwerkelijk gebruik van de veiligheidsgordel in een Rhino (met [slachtoffer] als bestuurder), waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zodanig letsel, te weten uitgebreid hersenletsel, heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden;