ECLI:NL:RBBRE:2007:BB5434

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
427136 MZ 07-1
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel in verkeershandhaving

Op 13 september 2007 heeft de kantonrechter mr. W.E.M. Verjans uitspraak gedaan in een verzetsprocedure tegen een dwangbevel dat was uitgevaardigd door de officier van justitie op 20 december 2006. Betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen wegens een verkeersgedraging, maar had tijdig verzet aangetekend. Tijdens de openbare terechtzitting op dezelfde datum is betrokkene in persoon verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Betrokkene stelde dat hij het niet eens was met de bekeuring en dat hij zijn beroepschrift driemaal teruggestuurd had gekregen. Hij ontving ook een brief van het CJIB waarin werd aangegeven dat het beschikkingsnummer nog niet bekend was en dat hij in beroep kon gaan zodra hij de definitieve beschikking had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat het verzet gegrond was, omdat het CJIB onduidelijkheid had gecreëerd over de status van de beschikking. De kantonrechter oordeelde dat de kosten die betrokkene had gemaakt voor de behandeling van het verzet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Betrokkene kreeg een bedrag van € 161,00 toegewezen voor de gemaakte kosten en het door hem betaalde griffierecht van € 105,00 werd hem terugbetaald. De beslissing van de kantonrechter was dus in het voordeel van betrokkene, die zijn verzet gegrond verklaard zag.

Uitspraak

Rechtbank Breda
Sector kanton Bergen op Zoom
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING, TEVENS
HOUDEND AANTEKENING MONDELINGE UITSPRAAK
Kantonnummer: 427136 MZ VERZ 07-1
CJIB-nummer : 94276599
Uitspraak van de kantonrechter mr. W.E.M. Verjans van 13 september 2007 op het verzetschrift ex artikel 27 lid 6 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van:
naam : [betrokkenene]
geboren : [datum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
procederende in persoon.
Het verzet is behandeld ter openbare terechtzitting van donderdag 13 september 2007, waar betrokkene in persoon is verschenen vergezeld van zijn echtgenote.
SANCTIEGEGEVENS
Betrokkene is de sanctie opgelegd ter zake de gedraging als vermeld in het door de officier van justitie uitgevaardigde dwangbevel d.d. 20 december 2006, dat deel uitmaakt van het dossier, dat door betrokkene kon worden ingezien. Omdat niet (tijdig) en/of niet volledig is betaald is het incassotraject doorlopen als vermeld in genoemd dwangbevel.
BEOORDELING
De inhoud van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting leidt tot het volgende oordeel.
Omdat na de vervaldatum van de laatste aanmaning het totaal verschuldigde bedrag ad € 93,75 nog niet was voldaan, heeft de officier van justitie op 20 december 2006 een dwangbevel uitgevaardigd, dat op 22 december 2006 aan betrokkene is betekend.
Betrokkene heeft het verzet tijdig ingesteld en is ontvankelijk in zijn verzet.
Betrokkene stelt in zijn verzetschrift dat hij het niet eens was met de desbetreffende bekeuring. Hij stelt voorts tegen die bekeuring schriftelijk in beroep te zijn gegaan en dat hij vervolgens zijn beroepschrift tot driemaal toe teruggestuurd kreeg. Vervolgens ontving hij ineens een dwangbevel. Betrokkene wijst er nog op dat hij op 13 november 2006 van het CVOM een brief ontving waarin hem werd medegedeeld dat het beschikkingsnummer nog niet bekend was en dat hij, zodra hij de definitieve beschikking had ontvangen, alsnog in beroep kon gaan. Ter zitting is door betrokkene nog aangevoerd dat hij in feite alleen het “geeltje” heeft, aanmaningen zijn hem onbekend. In haar commentaar d.d. 26 maart 2007 stelt het CJIB dat betrokkene heeft nagelaten beroep in te stellen tegen de definitieve beschikking, dat betrokkene niet heeft gereageerd op de twee aanmaningen die hem zijn toegezonden en dat het CJIB geen door haar aan betrokkene gezonden poststukken retour heeft ontvangen. Het CJIB gaat er dan ook vanuit dat de door haar aan betrokkene verzonden poststukken hem hebben bereikt. Naar het oordeel van de kantonrechter dient het verzet van betrokkene gegrond worden verklaard. Uit het zaakoverzicht en het dwangbevel blijkt immers dat de initiële beschikking dateert van 13 juni 2006. Hoe het CJIB betrokkene dan op 13 november 2006 kan mededelen dat het beschikkingsnummer nog niet bekend is en dat betrokkene de definitieve beschikking moet afwachten, is de kantonrechter onduidelijk.
Betrokkene stelt kosten te hebben moeten maken in verband met de behandeling van het verzet door de kantonrechter. Naar het oordeel van de kantonrechter komen die kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Op grond van artikel 26 lid 6, juncto artikel 13a van de Wahv dient bij de kostenveroordeling te worden aangesloten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Op grond hiervan wordt aan betrokkene een bedrag toegekend van € 161,00. Voorts dient op grond van artikel 26 lid 7 van de Wahv aan betrokkene het door hem betaalde griffierecht te worden terugbetaald.
BESLISSING van de kantonrechter
Verklaart het verzet gegrond.
Bepaalt dat het CJIB een bedrag van € 161,00 aan betrokkene betaalt in verband met de door hem gemaakte kosten van het verzet.
Bepaalt dat de griffier het door betrokkene betaalde griffierecht ad € 105,00 aan hem terugbetaalt.