ECLI:NL:RBBRE:2007:BB4490
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Bakx
- J. Kneepkens
- A. Dijkstra
- Rechtspraak.nl
Stalking en bedreiging van een lid van de Tweede Kamer door het versturen van bedreigende e-mails
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 28 september 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van een lid van de Tweede Kamer. De verdachte heeft in de periode van 17 november 2006 tot en met 15 januari 2007 ongeveer 100 bedreigende e-mails gestuurd naar het slachtoffer, die hierdoor in zijn persoonlijke levenssfeer werd aangetast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks haar eerdere veroordelingen voor belaging, niet in haar belangen is geschaad door de aanpassing in de tenlastelegging. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en het verweer van de raadsman verworpen, waarbij werd gesteld dat er sprake was van stelselmatige observatie door het CWI zonder schriftelijk bevel van de officier van justitie.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan belaging, zoals omschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapportages die zijn opgesteld door deskundigen, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ernstige, complexe psychopathologie. De rechtbank heeft de aanbevelingen van de deskundigen overgenomen en heeft besloten tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging, omdat de verdachte een gevaar voor anderen vormt. De rechtbank heeft ook een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.
De rechtbank heeft in haar vonnis benadrukt dat belaging een ernstig feit is dat de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer aantast en dat de verdachte, door haar eerdere veroordelingen, zich bewust moet zijn van de gevolgen van haar handelen. De rechtbank heeft de veiligheid van de maatschappij vooropgesteld en heeft geoordeeld dat een tbs-maatregel noodzakelijk is om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.