ECLI:NL:RBBRE:2007:BB3906
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Alferink
- A. van Kralingen
- J. Pick
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met kinderpornografisch materiaal
Op 20 september 2007 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, ondanks dat hij niet de directe dader was van de verkrachting. Hij hield het slachtoffer in bedwang en droeg bij aan de uitvoering van het delict. De rechtbank achtte het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen, omdat de deur van de doucheruimte was gebarricadeerd, waardoor het slachtoffer niet kon ontsnappen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van getuigen en medeverdachten, die bevestigden dat de aangever niet kon ontsnappen en dat de tijdsduur van de vrijheidsberoving significant was.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank erkende dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan ontoelaatbaar gedrag, maar nam ook in overweging dat het forse alcoholgebruik een rol had gespeeld. De impact van de feiten op het slachtoffer was aanzienlijk, wat leidde tot psychische problemen. De verdachte had een blanco strafblad en de reclassering schatte de kans op recidive laag in. De rechtbank legde een werkstraf van 200 uur en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 210 dagen op, waarbij het voorwaardelijke deel 180 dagen betrof met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte in vergelijking met die van zijn medeverdachte.
Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer, voor immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot een bedrag van € 2.000,- toewijsbaar was, terwijl het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank besloot dat de verdachte de kosten van de benadeelde partij moest vergoeden, maar dat deze verplichting niet gold indien het bedrag al door mededaders was betaald. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren.