ECLI:NL:RBBRE:2007:BB2018

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
811366-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Breeman
  • mr. Kooijman
  • mr. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord vanuit rijdende auto met vuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 17 augustus 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 april 2007 in Tilburg heeft geprobeerd om drie personen van het leven te beroven. De verdachte, die eerder was geslagen, heeft vanuit een rijdende auto geschoten op de auto van de slachtoffers, die zich in een andere rijdende auto bevonden. Tijdens de achtervolging heeft de verdachte meerdere keren geschoten, waarbij hij de carrosserie van de auto van de slachtoffers heeft geraakt. Wonderwel zijn er geen slachtoffers gevallen, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij de slachtoffers zou doden. De rechtbank concludeert dat er sprake is van voorbedachten rade, aangezien de verdachte het wapen al had gepakt voordat hij begon te schieten. De verdachte heeft verklaard dat hij het derde schot in de lucht heeft gelost, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en oordeelt dat hij op het hoofd van een van de slachtoffers heeft geschoten. De rechtbank rekent het feit zwaar aan, gezien de ernst van de poging tot moord en de impact op de slachtoffers, die psychische klachten hebben ondervonden door het gewelddadige optreden. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding van €1500 betalen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 811366-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2007
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Jap A Joe, advocaat.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 augustus 2007, waarbij de officier van justitie, mr. Brekelmans, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dood te schieten.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot moord nu er bij verdachte geen sprake zou zijn geweest van voorbedachten rade.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte [mededader] de auto van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben achtervolgd. [mededader] bestuurde hierbij de auto. Blijkens zijn verklaring ter zitting had verdachte in de auto een wapen bij zich en heeft hij dit wapen tijdens de achtervolging reeds gepakt. Verdachte heeft vervolgens tijdens een inhaalmanoeuvre vanuit het raam van de auto op korte afstand op de rijdende auto van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geschoten. Hij heeft hierbij de carrosserie van de auto twee maal vlak bij het raam geraakt. Verdachte heeft zich zo willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de slachtoffers door zijn handelen zou doden en heeft die kans ten tijde van de gedraging ook bewust aanvaard.
Uit de omstandigheid dat verdachte het wapen al voor de inhaalmanoeuvre heeft gepakt leidt de rechtbank af dat verdachte voor het schieten heeft kunnen nadenken over de vraag of hij op de auto van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wilde schieten en dat hij de tijd heeft gehad zich rekenschap te geven van de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank gehandeld na kalm beraad en rustig overleg zodat er sprake is van voorbedachten rade.
Na het eerste schietincident zijn verdachte en zijn mededader verder gereden en werden zij achtervolgd door de slachtoffers. Op verzoek van verdachte heeft [mededader] het voertuig tot stilstand gebracht waarna de slachtoffers hun auto er schuin achter hebben gezet. Blijkens de verklaringen in het dossier zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] uitgestapt en in de richting van de bijrijderszijde van de auto van verdachte gelopen. Verdachte heeft vervolgens nogmaals een schot gelost in de richting van één van de twee personen. Ook hierbij is sprake van voorbedachten rade.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het derde schot in de lucht heeft gelost. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Zij acht bewezen dat verdachte in de richting van het hoofd van [voornaam] [slachtoffer 2] heeft geschoten. Dit blijkt uit verdachtes eigen verklaring bij de politie dat hij in de richting van [voornaam] schoot; de verklaring van getuige (Getuige 1) die zegt dat er op het hoofd van een van de twee personen werd gericht; de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij, toen hij het schot hoorde, al weer terug aan het lopen was naar zijn auto en de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij dichter bij verdachte stond dan [slachtoffer 1]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich, door op het hoofd van [slachtoffer 2] te richten, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 2] door zijn handelen zou doden en die kans ten tijde van de gedraging ook bewust aanvaard.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 04 april 2007 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen in de richting van die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (die zich in een rijdende personenauto (Peugeot,
type 106, kenteken [kenteken]) bevonden), heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
hij op 04 april 2007 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen éénmaal in de richting van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de ten laste gelegde poging tot moord gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde poging tot moord. Ten aanzien van de poging tot doodslag heeft de raadsman zich voor wat de straf betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Vanuit een rijdende auto heeft hij tweemaal op de auto van deze slachtoffers geschoten. Daarna heeft hij nogmaals op [slachtoffer 2] geschoten. De aanleiding van de schietpartij was een eerdere vechtpartij waarbij verdachte was geslagen.
De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan. Moord wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Voor de samenleving is het een schokkend en zeer ernstig feit. Het is, gelet op de kogelinslagen net naast het raam, slechts aan het toeval te danken dat verdachte de slachtoffers niet dodelijk heeft verwond. De slachtoffers hebben door het handelen van verdachte last van psychische klachten mede doordat zij zich hebben gerealiseerd dat zij dood hadden kunnen gaan. Bovendien is een dergelijk gewelddadig optreden op straat zeer schokkend voor de ooggetuigen en versterkt het de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank is van oordeel dat op dergelijke feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur daarvan ten nadele van de verdachte rekening met het feit dat hij al eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Bovendien is de rechtbank, gezien verdachtes houding en zijn verklaringen ter zitting, er niet van overtuigd dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn daden. In tegendeel, hij lijkt het kwalijke daarvan niet in te zien. Hoewel bij de tweede poging sprake is van een mededader, is diens rol beperkt gebleven. Ook daarbij is het initiatief tot het plegen van het feit van verdachte uitgegaan en zijn de uitvoeringshandelingen geheel door hem verricht.
Alles afwegende en rekening houdende met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slach[slachtoffer 3] vorderen, bij wijze van voorschot, een immateriële schadevergoeding van € 1500,= terzake het ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vorderingen zullen worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 1500,= terzake van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de hiervoor toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Poging tot moord, meermalen gepleegd en medeplegen van poging tot moord;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], [adres], van de som van € 1500,=, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening te vermeerderen met de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], [adres], van de som van € 1500,=, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening te vermeerderen met de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4], [adres], van de som van € 1500,=, te vermeerderen met de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], [adres] van de som van € 1500,=, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening te vermeerderen met de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Indien dit bedrag geheel of gedeeltelijk door de mededader is betaald, is de verdachte niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen; (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [slachtoffer 1], € 1500,=, 30 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 2], € 1500,=, 30 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3], € 1500,=, 30 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 4], € 1500,=, 30 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover het bedrag van [slachtoffer 2] door zijn mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Visser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fleskens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2007.
Bijlage I:
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 04 april 2007 te Tilburg,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen meermalen, althans éénmaal in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of Aachak (die zich in een rijdende personenauto (Peugeot,
type 106, kenteken [kenteken]) bevonden), heeft geschoten, en/of vervolgens
meermalen, althans éénmaal in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht