ECLI:NL:RBBRE:2007:BA2415
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging koopovereenkomst en teruggaaf overdrachtsbelasting na levering onroerende zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 22 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van overdrachtsbelasting. De belanghebbende had een pand verkocht en geleverd, maar de curator heeft de koopovereenkomst vernietigd. De aanvankelijke koper en de belanghebbende kwamen overeen dat de aanvankelijke koper het pand aan een derde zou leveren. De belanghebbende verzocht om teruggaaf van de door hem betaalde overdrachtsbelasting, omdat de koop volgens hem ongedaan was gemaakt op basis van artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBRV). De rechtbank oordeelde echter dat er geen reden was voor teruggaaf, omdat de aanvankelijke koop niet daadwerkelijk ongedaan was gemaakt.
De rechtbank overwoog dat de situatie was veranderd, aangezien de eigendom van de onroerende zaak naar een andere partij was gegaan en de koopsom was gewijzigd. Artikel 19 van de WBRV is bedoeld voor situaties waarin een aanvankelijke levering wordt teruggedraaid, wat in dit geval niet aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat de wet niet ruimte biedt voor een ruime uitleg van deze bepaling en dat de teruggaaf van overdrachtsbelasting niet kon worden verleend.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.