RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 424958 CV 06-7948
de stichting [S.W.Z.],
gevestigd en kantoorhoudende te Zevenbergen,
eiseres,
gemachtigde: Timmermans & Verdult gerechtsdeurwaarders/incasso te Bergen op Zoom
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [adres],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [adres],
gedaagden,
gedaagde sub 1 is niet verschenen,
gedaagde sub 2 procederend bij gemachtigde: mr. F.J.V.H. Stoffels,
Eiseres wordt hierna aangeduid als “[S.W.Z.]” en gedaagden worden hierna aangeduid als respectievelijk “[gedaagde sub 1]” en “[gedaagde sub 2]”.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 de exploten van dagvaarding van 1 december 2006;
1.2 de conclusie van antwoord van de zijde van [gedaagde sub 2], met productie;
1.3 de akte van de zijde van [S.W.Z.], met productie;
1.4 de antwoordakte van de zijde van [gedaagde sub 2].
2. Het geschil en de beoordeling
2.1 Geconstateerd wordt allereerst dat [gedaagde sub 2] is gedagvaard als [echtgenote van gedaagde sub 1].
Aangenomen wordt dat het hier een kennelijke verschrijving in de dagvaarding betreft, nu [gedaagde sub 2] onweersproken heeft gesteld dat zij nimmer getrouwd is geweest met [gedaagde sub 1] en zij in het vervolg van de procedure/processtukken door beide partijen is aangeduid met -enkel- [gedaagde sub 2].
2.2 Vaststaat dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] middels ondertekening van een huurcontract op 10 april 2006 met ingang van die datum van [S.W.Z.] hebben gehuurd de woning aan [adres]. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 467,93 per maand.
2.3 [S.W.Z.] vordert, kort gezegd, ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van achterstallige huurpenningen, schadevergoeding en incassokosten, te vermeerderen met rente en kosten. Zij stelt daartoe dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in gebreke zijn gebleven met de tijdige betaling van de huurpenningen, waardoor ten aanzien van het gehuurde een huurachterstand is ontstaan welke berekend per 27 november 2006 € 1.403,79 bedroeg.
2.4 [gedaagde sub 1] heeft geen verweer gevoerd. [gedaagde sub 2] heeft de gestelde huurachterstand niet betwist, maar zij stelt dat de huurovereenkomst ten aanzien van haar door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Zij voert daartoe aan dat [gedaagde sub 1] haar heeft verplicht, althans heeft bewogen de huurovereenkomst te ondertekenen vanuit de nijpende situatie waarin zij en haar kinderen geen onderdak hadden. [gedaagde sub 2] heeft bij dupliek op die grond ook de vernietigbaarheid van de huurovereenkomst ingeroepen.
2.5 Door [gedaagde sub 2] kan geen geslaagd beroep worden gedaan op misbruik van omstandigheden jegens [S.W.Z.]. Niet is gesteld of gebleken dat [S.W.Z.] zich aan het gestelde misbruik schuldig heeft gemaakt, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat [S.W.Z.] reden had het bestaan daarvan te veronderstellen. Het gestelde misbruik kan, gelet op het bepaalde in artikel 3:44 lid 5 BW, dan ook niet aan [S.W.Z.] worden tegengeworpen. Hoewel mogelijk wel met reden kan worden geageerd tegen [gedaagde sub 1], die de ongeoorloofde invloed op [gedaagde sub 2] zou hebben uitgeoefend, is deze niet in vrijwaring opgeroepen, zodat het gestelde misbruik dat door hem zou zijn gemaakt van de omstandigheden waarin [gedaagde sub 2] verkeerde hier niet verder ter beoordeling voorligt, althans kan liggen.
2.6 Het vorenstaande brengt met zich dat de huurovereenkomst die door [gedaagde sub 2] op 10 april 2006 als huurster is ondertekend onaantastbaar is en blijft. [gedaagde sub 2] is op grond van die overeenkomst, waarbij zij derhalve partij is en blijft en waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze door haar inmiddels is opgezegd, (mede) verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de huurpenningen. Dat [gedaagde sub 2] de huur niet heeft opgezegd, omdat [gedaagde sub 1] haar zou hebben medegedeeld dat zij niet meer als huurster van de woning stond ingeschreven, mag zo zijn, maar is geen omstandigheid die aan [S.W.Z.] kan worden tegengeworpen.
2.7 Aangenomen moet worden dat per de datum van het uitbrengen van de dagvaarding van 1december 2006 sprake was van een huurachterstand van 3 opeisbare maandtermijnen. [gedaagde sub 1] noch [gedaagde sub 2] hebben het bestaan van een huurachterstand van die omvang immers betwist, zodat het terzake gevorderde bedrag van € 1.403,79 toewijsbaar is. [gedaagde sub 2] is als (mede)huurster hoofdelijk verbonden tot betaling van dat huurbedrag.
2.8 Door het (laten) bestaan van een huurachterstand van een dergelijke omvang is er sprake van een ernstige tekortkoming aan de zijde van [gedaagde sub 1] en -ook- [gedaagde sub 2]. Deze rechtvaardigt de gevorderde ontbinding en ontruiming. Overigens zal die ontruiming slechts worden uitgesproken tegen [gedaagde sub 1], nu vaststaat dat [gedaagde sub 2] niet in de litigieuze woning woont. [gedaagde sub 2] is als (mede)huurster -hoe zuur wellicht ook- hoofdelijk verbonden tot betaling van de schade/gebruiksvergoeding zolang de woning aan De Vang 29 in gebruik wordt gehouden door [gedaagde sub 1].
2.9 De door [S.W.Z.] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten ad € 178,50 (inclusief btw) is toewijsbaar, nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de verschuldigdheid daarvan op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet hebben betwist en er geen aanleiding is om (ambtshalve) tot matiging van de gevorderde vergoeding over te gaan. Weliswaar heeft [gedaagde sub 2] bij antwoord gesteld dat haar geen aanmaningen hebben bereikt, maar ook die omstandigheid kan redelijkerwijs niet aan [S.W.Z.] worden tegengeworpen, nu zij gemotiveerd heeft toegelicht dat zij van [gedaagde sub 2] nimmer een adreswijziging heeft ontvangen en dat zij zelf geen toegang heeft tot de gemeentelijke basisadministratie, hetgeen door [gedaagde sub 2] niet is weersproken.
2.10 De wettelijke rente is eveneens als niet betwist en op de wet gegrond toewijsbaar als gevorderd.
2.11 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de -grotendeels- in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de kosten van dit geding.
- ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning, staande en gelegen te Zevenbergschen Hoek, aan het adres De Vang 29;
- veroordeelt [gedaagde sub 1] om gemelde woning binnen 2 weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [S.W.Z.] te stellen;
- machtigt [S.W.Z.] om in geval van weigering of nalatigheid van [gedaagde sub 1] om aan die ontruiming te voldoen, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van politie en justitie;
- veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zover zal zijn bevrijd, om aan [S.W.Z.] te betalen:
1. een bedrag van € 1.582,29 terzake van huur tot en met november 2006 (inclusief € 178,50 aan buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2006 tot de dag van algehele voldoening;
2. een bedrag van € 467,93 voor iedere maand, dat de woning na 30 november 2006 in gebruik wordt gehouden door [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2];
- veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van dit geding aan de zijde van [S.W.Z.] gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 607,40, waaronder begrepen € 225,-- aan salaris voor de gemachtigde van [S.W.Z.];
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.