ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ9684

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405634 ov 06-1943
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling hoofdverblijfplaats en gezamenlijk ouderlijk gezag van minderjarige na mediation

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 1 maart 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] en [verweerster] betreffende de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, [DJA]. De zaak is ontstaan na een mediationtraject waarin partijen overeenstemming hebben bereikt over verschillende aspecten van de zorg voor [DJA], maar niet over de hoofdverblijfplaats. De verzoeker heeft verzocht om het gezamenlijk ouderlijk gezag over [DJA] en om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats bij hem zal zijn. De verweerster heeft verweer gevoerd en voorgesteld om het geschil voor te leggen aan mediation. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2006 hebben partijen besloten hun geschil voor te leggen aan een mediator, waarna zij op 8 november 2006 overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling, maar niet over de hoofdverblijfplaats.

De kantonrechter heeft overwogen dat de hoofdverblijfplaats van [DJA] het beste kan worden vastgesteld op het adres van de verzoeker, aangezien [DJA] feitelijk meer bij hem verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats te bepalen op de plek waar het kind het meest verblijft. De kantonrechter heeft besloten dat het gezamenlijk ouderlijk gezag zal worden ingeschreven in het gezagsregister en dat de hoofdverblijfplaats van [DJA] bij de verzoeker zal zijn. Tevens is bepaald dat partijen de eigen proceskosten dragen en dat er een omgangsregeling is getroffen voor de tijd die [DJA] bij de verweerster verblijft. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 405634 OV VERZ 06-1943
beschikking d.d. 1 maart 2007
op een verzoek van:
[verzoeker], wonende te Bergen op Zoom,
verzoeker, procederende krachtens toevoeging nr. 1DA9443,
gemachtigde: mr. E.R. Moes, advocaat te Bergen op Zoom,
tegen
[verweerster], wonende te Bergen op Zoom,
verweerster,
gemachtigde: mw.mr. L. Kramer, advocaat te Bergen op Zoom.
Partijen worden verder aangeduid als “[verzoeker]” respectievelijk “[verweerster]”.
1. Het procesverloop
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie van de rechtbank Breda, sector civiel recht, team familierecht, op 26 juni 2007 en vervolgens binnengekomen ter griffie van de sector kanton, locatie Bergen op Zoom, op 11 juli 2006;
- het verweerschrift;
- de brief van de zijde van [verzoeker] d.d. 1 september 2006, met productie;
- de mondelinge behandeling van het verzoek ter terechtzitting van 13 september 2006, waarbij aanwezig waren [verzoeker], bijgestaan door mr. Moes, [verweerster], bijgestaan door mr. Kramer, en mevr. L. van den Dam, zittingsvertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming;
- de terugmelding mediation d.d. 13 november 2006;
- het faxbericht van de zijde van [verzoeker] d.d. 15 januari 2007;
- het faxbericht van de zijde van [verweerster] d.d. 15 januari 2007;
- het faxbericht van de zijde van [verzoeker] d.d. 16 januari 2007, met productie;
- het faxbericht van de zijde van [verzoeker] d.d. 25 januari 2007;
- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 22 februari 2007, waarbij aanwezig waren [verzoeker], bijgestaan door mr. Moes, en [verweerster], bijgestaan door mr. Kramer.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen partijen verder nog ter terechtzitting hebben aangevoerd, wordt -voor zover nodig- hierna teruggekomen.
2. De beoordeling
2.1.
[verzoeker] heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het ouderlijk gezag over de minderjarige [DJA], geboren te Bergen op Zoom op [geboortedatum], (hierna: “[DJA]) mede aan hem wordt opgedragen, zodat beide ouders belast zijn met het gezamenlijk ouderlijk gezag, alsmede te bepalen dat de verblijfplaats van [DJA] zal zijn bij [verzoeker].
2.2
[verweerster] heeft verweer gevoerd en voorgesteld hun geschil voor te dragen voor mediation.
2.3
Partijen zijn ter terechtzitting van 13 september 2006 overeengekomen hun geschil voor te leggen aan een mediator. Voorts zijn zij overeengekomen dat [DJA] voorlopig op dinsdag en donderdag na schooltijd tot de volgende morgen bij zijn moeder zal verblijven, alsmede op zondag tot de maandagochtend.
2.4
Partijen hebben op 8 november 2006 na mediation overeenstemming bereikt zoals opgenomen in het aangehechte eindrapport zorgbemiddeling.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de hoofdverblijfplaats/plaats van inschrijving van [DJA].
2.5
Partijen hebben na de mediation de kantonrechter verzocht in het gezagsregister aantekening te doen van het door beiden uit te oefenen gezamenlijk ouderlijk gezag over [DJA]. Voorts hebben partijen de kantonrecht verzocht, de afspraken zoals opgenomen in het eerder genoemde eindrapport, vast te leggen in een beschikking. Tenslotte hebben partijen de kantonrechter verzocht de hoofdverblijfplaats van [DJA] vast te stellen.
2.6
Nu partijen hierover overeenstemming hebben bereikt zal de kantonrechter het gezamenlijk ouderlijk gezag doen inschrijven in het gezagsregister.
De overige afspraken zoals opgenomen in het aangehechte eindrapport zorgbemiddeling zullen in het dictum van deze beschikking worden vastgelegd.
Indien in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening tussen de ouders een geschil ontstaat met betrekking tot het hoofdverblijf van de minderjarige, kan dat geschil aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een dusdanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige voorkomt.
In dit verband wordt overwogen dat in de door partijen overeengekomen regeling [DJA] feitelijk iets meer bij [verzoeker] verblijft dan bij [verweerster]. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de hoofdverblijfplaats van een minderjarige te bepalen daar waar hij het meest verblijft. Ook de gemeente hanteert bij inschrijving ingevolge de Wet Gemeentelijke Basis Administratie het uitgangspunt dat de minderjarige op het adres wordt ingeschreven, waar hij het meest verblijft. De argumenten die partijen naar voren hebben gebracht ter onderbouwing van hun standpunt dat [DJA] zijn hoofdverblijf bij één van hen dient te hebben geven de kantonrechter geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt van de gemeente. De hoofdverblijfplaats van [DJA] zal derhalve ongewijzigd blijven op het adres van [verzoeker]. Op dit moment is het belang van [DJA] hiermee het best gediend.
2.7
De omstandigheden geven aanleiding te bepalen dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
- wijzigt het gezag over [DJA] in die zin dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen en bepaalt dat hiervan aantekening plaatsvindt in het gezagsregister;
- bepaalt de hoofdverblijfplaats van [DJA] bij zijn vader [verzoeker];
- verstaat dat partijen de volgende omgangsregeling hebben getroffen:
[DJA] verblijft bij zijn moeder [verweerster] iedere week vanaf zondagmorgen tot maandagochtend, vanaf dinsdag na schooltijd tot woensdagochtend en vanaf donderdag na schooltijd tot vrijdagochtend. Partijen kunnen in onderling overleg van deze regeling afwijken. Alle vakanties, feestdagen en bijzondere dagen worden in onderling overleg geregeld;
- verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat als één der ouders met [DJA] naar het buitenland gaat, hij/zij niet langer dan zes weken weg zal blijven, behoudens met uitdrukkelijke, schriftelijk vastgelegde toestemming van de andere ouder;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven te Bergen op Zoom op 1 maart 2007 door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en door deze en de griffier getekend.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.