ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ8085
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrondverklaring beroep tegen beslissing officier van justitie in verkeerszaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 4 januari 2007 uitspraak gedaan in een beroepschrift dat was ingediend door de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen ter zake van een verkeersgedraging, welke hij betwistte. Tijdens de openbare terechtzitting was de betrokkene aanwezig en werd hij vertegenwoordigd door de officier van justitie, mr. J. Visser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene tijdig in beroep was gekomen tegen de beslissing van de officier van justitie, die op 23 februari 2006 was genomen.
De betrokkene voerde aan dat hij tijdens de staandehouding te beduusd was om adequaat te reageren en dat hij er stellig van overtuigd was niet over de vluchtstrook te hebben gereden. Hij stelde dat de omstandigheden ter plaatse, zoals de glooiing van de weg en het donkere, natte weer, het voor de politie moeilijk maakten om de overtreding waar te nemen. De vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie stelde voor om de opgelegde sanctie te matigen, omdat de officier van justitie niet op het verweer van de betrokkene was ingegaan.
De kantonrechter oordeelde dat het op de weg van de officier van justitie had gelegen om nader proces-verbaal op te maken, gezien het gevoerde verweer van de betrokkene. Aangezien dit niet was gebeurd en de motivering van de beslissing van de officier van justitie niet was toegespitst op de specifieke situatie van de betrokkene, verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en het bedrag dat de betrokkene aan zekerheid had gesteld, werd gerestitueerd. De kantonrechter wees erop dat het instellen van hoger beroep tegen deze beslissing niet mogelijk is volgens de bepalingen van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).