ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ8084
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Matiging van sanctie in verkeershandhavingzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 4 januari 2007, ging het om een beroepschrift ingediend door een betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie, in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen voor een verkeersgedraging, maar ontkende de verweten gedraging niet. Ze schetste echter de omstandigheden waaronder de overtreding had plaatsgevonden, namelijk dat ze slechts kort had stilgestaan om haar neefje op te halen, zonder het overige verkeer te hinderen.
Tijdens de openbare terechtzitting werd de betrokkene vertegenwoordigd door haarzelf, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Visser. De kantonrechter, mr. W.E.M. Verjans, nam de tijd om de omstandigheden van de zaak te overwegen. De vertegenwoordiger van het OM stelde voor om de opgelegde sanctie te matigen tot € 20,00, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van het geval. De kantonrechter stemde in met dit voorstel en besloot de sanctie te matigen tot nihil, wat betekent dat de betrokkene geen boete hoefde te betalen.
De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde sanctie. Voor het overige werd het beroep ongegrond verklaard. Tevens werd bepaald dat het bedrag dat de betrokkene als zekerheid had gesteld, aan haar moest worden terugbetaald. De uitspraak benadrukte dat, aangezien de opgelegde sanctie niet meer dan € 70,00 bedroeg, hoger beroep tegen deze beslissing niet mogelijk was volgens de Wahv.