ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ6479

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
408614 cv 06-4971
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering huurpenningen en faillissement

In deze zaak vorderde de vereniging Woningbouwvereniging Brabants Westhoek, gevestigd te Klundert, gemeente Moerdijk, de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, alsook de ontruiming van het gehuurde pand en betaling van achterstallige huurpenningen. De gedaagde was aanvankelijk in persoon procederend, maar werd later bijgestaan door mr. F.V.J.H. Stoffels. De gedaagde was op 4 juli 2006 in staat van faillissement verklaard, wat leidde tot een schorsing van de geldvordering tot die datum op grond van artikel 29 van de Faillissementswet. De rolkantonrechter heeft op 30 augustus 2006 vastgesteld dat de geldvordering van rechtswege was geschorst en heeft de zaak aangehouden om de curator in de gelegenheid te stellen het geding over te nemen. De curator heeft echter aangegeven het geding niet te willen overnemen.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 17 januari 2007 geoordeeld dat de beslissing op de vordering van eiseres met betrekking tot de huurpenningen tot en met 4 juli 2006 nog steeds van rechtswege is geschorst. De kantonrechter heeft de partijen verzocht om zich uiterlijk op 4 april 2007 uit te laten over de voortzetting van de procedure met betrekking tot dit gedeelte van de vordering. Voor het restant van de huur over juli 2006, dat niet onder de schorsing viel, heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 303,27, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten van € 45,49 en wettelijke rente vanaf 5 juli 2006. De verdere beslissing over de proceskosten is aangehouden.

Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, op de openbare terechtzitting van 17 januari 2007.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 408614 CV EXPL 06-4971
vonnis d.d. 17 januari 2007
inzake
de vereniging WONINGBOUWVERENIGING BRABANTS WESTHOEK,
gevestigd te Klundert, gemeente Moerdijk,
eiseres,
gemachtigde: De Wit-Vissers en Partners gerechtsdeurwaarders te Roosendaal,
tegen
[gedaagde], wonende te [adres]
gedaagde, aanvankelijk procederend in persoon later bij gemachtigde mr. F.V.J.H. Stoffels te Zevenbergen.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het exploot van dagvaarding van 26 juli 2006;
1.2 de conclusie van antwoord, met aanvullend antwoord;
1.3 de akte uitlating faillissement, met producties;
1.4 het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 30 augustus 2006;
1.5 het exploot van dagvaarding van 19 september 2006, houdende de oproeping van mr. Schuurbiers in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van gedaagde;
1.6 de akte uitlating door genoemde curator op de rolzitting van 27 september 2006, houdende -kort gezegd- de mededeling dat hij niet zal verschijnen om het geding over te nemen;
1.7 de (derde) conclusie van antwoord ter rolle van 25 oktober 2006, met producties 1 tot en met 5;
1.8 de akte in het geding brengen door gedaagde van productie 6 ter rolle van 22 november 2006;
1.9 de antwoordakte tevens akte vermindering/wijziging van eis ter rolle van 20 december 2006, met producties.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
Eiseres vordert bij dagvaarding zakelijk weergegeven de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst, gecombineerd met een schade-gebruiksvergoeding, de ontruiming van het gehuurde, de veroordeling van gedaagde tot betaling van achterstallige huurpenningen, vermeerderd met rente en incassokosten, alsmede de veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
Gedaagde voert verweer.
3. De beoordeling
3.1 Vast staat, dat gedaagde van eiseres heeft gehuurd de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres] zulks voor een thans geldende huurprijs van € 348,20 per maand, een en ander op de voorwaarden als vermeld in de onderhandse akte.
Voorts staat vast, dat gedaagde bij vonnis van de rechtbank te Breda d.d. 4 juli 2006 in staat van faillissement is verklaard. Gelet op dit faillissement heeft de rolkantonrechter op de rolzitting van 30 augustus 2006 geconstateerd, dat de geldvordering (sub 3 petitum) van rechtswege is geschorst op grond van art. 29 Fw en voorts heeft de rolkantonrechter de gevorderde ontbinding en ontruiming, met nevenvordering, aangehouden tot de rolzitting van 27 september 2006 teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen om de curator tot overneming van het geding op te roepen. Na oproeping heeft de betrokken curator op de rolzitting van 27 september 2006 medegedeeld, dat hij het geding niet zal overnemen.
3.2 Vervolgens is gedaagde, inmiddels bijgestaan door een gemachtigde, in de gelegenheid gesteld om ter rolle van 25 oktober 2006 een (nadere) conclusie van antwoord te nemen. Namens gedaagde wordt in de genomen conclusie van antwoord geconcludeerd, dat de vorderingen van eiseres dienen te worden afgewezen met uitzondering van de gevorderde huurpenningen tot een bedrag van € 1.031,20. Voor de betaling van laatstgenoemde huurpenningen vraagt gedaagde om een terme de grâce. Deze terme de grâce wordt hem verleend waarna gedaagde zich bij akte op de rolzitting van 22 november 2006 uitlaat over zijn huurbetalingen.
3.3 Bij antwoordakte ter rolle van 20 december 2006 wordt namens eiseres vastgesteld, dat de door gedaagde verschuldigde huurpenningen tot en met 4 juli 2006 in het faillissement vallen. Eiseres deelt mede, dat dit gedeelte van de vordering inzake verschuldigde huurpenningen inmiddels ter verificatie is ingediend bij de curator. Eiseres zegt verder, dat thans in rechte alleen betaling wordt gevorderd van het restant van de huur over juli 2006 ad € 303,27, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten (15%) daarover ad € 45,49 alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 juli 2006 tot de dag van de algehele voldoening. Eiseres wijzigt/vermindert haar eis in die zin. Eiseres vermindert haar vordering ten slotte ook met de door haar gevorderde ontbinding (ktr leest: met neven-vordering) en ontruiming.
3.4 De kantonrechter zal hierna in het dictum verstaan, dat de beslissing op de vordering van eiseres voor zover deze ziet op de door gedaagde verschuldigde huurpenningen tot en met 4 juli 2006 nog steeds van rechtswege is geschorst. Dit gedeelte van het geding wordt alleen voortgezet indien de verificatie der vordering wordt betwist. De kantonrechter zal dit gedeelte van het geding verwijzen naar de rolzitting van 4 april 2007 voor uitlating door beide partijen inzake voortzetting procedure. Indien partijen zich niet uitlaten op deze rolzitting is de kantonrechter voornemens ambtshalve doorhaling van het geding te gelasten. De kantonrechter wijst erop, dat een dergelijke doorhaling geen rechtsgevolgen heeft en dat elke partij kan vragen de zaak weer op de rol te plaatsen om verder te procederen.
Indien daartoe aanleiding is, kunnen partijen zich ook eerder dan 4 april 2007 uitlaten over de voortzetting van de procedure.
3.5 Het na wijziging en vermindering van eis overblijvende gedeelte van de vordering van eiseres ligt -voor zover niet geschorst- voor toewijzing gereed. Eiseres heeft dat gedeelte van haar vordering in haar antwoordakte voldoende onderbouwd. Hierna zal derhalve worden toegewezen het restant van de huur over juli 2006 ad € 303,27, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 45,49 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2006.
3.6 Gelet op de schorsing ex art. 29 Fw zal de kantonrechter ook zijn beslissing over de proceskosten aanhouden.
4. De beslissing
De kantonrechter:
verstaat dat de beslissing inzake de door eiseres gevorderde huurpenningen, verschuldigd tot en met 4 juli 2006, nog steeds van rechtswege is geschorst ex art. 29 Fw;
bepaalt dat beide partijen zich (uiterlijk) op de rolzitting van 4 april 2007 dienen uit te laten over de voorzetting van de procedure m.b.t. dit gedeelte van de vordering van eiseres;
veroordeelt gedaagde aan eiseres te betalen een bedrag van € 303,27 inzake de restant huur over juli 2006, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten ad € 45,49, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2006 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis wat betreft deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 17 januari 2007.