ECLI:NL:RBBRE:2007:AZ5534
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P.M. Haas
- M.C.W. Hermus
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingskwesties in belastingzaken met betrekking tot het draaiboek en nieuwsbrieven van de Belastingdienst
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda, betreft het een mondelinge tussenuitspraak van 3 januari 2007 in een belastingkwestie. De zaak is ontstaan na een geschil over de geheimhouding van documenten, specifiek een draaiboek en nieuwsbrieven die door de Belastingdienst zijn opgesteld in het kader van het zogenaamde 'rekeningenproject'. De belanghebbende, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft verzocht om toegang tot deze documenten, die volgens de inspecteur niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken behoren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze stukken relevant zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de belastingaanslagen en boetes die aan de belanghebbende zijn opgelegd.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de toepassing van artikel 8:42 en artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken. Artikel 8:42 bepaalt dat belanghebbenden recht hebben op kennisneming van op de zaak betrekking hebbende stukken, terwijl artikel 8:29 de mogelijkheid biedt om delen van deze stukken geheim te houden indien daar gewichtige redenen voor zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur zich terecht op geheimhouding beroept, maar dat dit niet betekent dat de belanghebbende geen toegang kan krijgen tot de relevante informatie. De rechtbank heeft de inspecteur gelast om de geheim gehouden gedeelten van de documenten alsnog aan de gemachtigde van de belanghebbende bekend te maken, met inachtneming van de privacy van betrokken medewerkers en de belangen van de Belastingdienst.
De rechtbank heeft benadrukt dat bij de afweging van belangen de grootst mogelijke terughoudendheid moet worden betracht, vooral gezien het feit dat de zaak ook onder de reikwijdte van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) valt. De rechtbank heeft de inspecteur opgedragen om binnen drie weken na de uitspraak de relevante documenten te verstrekken, waarbij de geheimhouding van bepaalde passages gerechtvaardigd kan zijn op basis van de belangen van de Belastingdienst en de privacy van medewerkers. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling.