ECLI:NL:RBBRE:2007:1953

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 december 2007
Publicatiedatum
25 april 2013
Zaaknummer
AWB- 07_2219
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot afscherming persoonsgegevens door gemeente Tilburg

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarin zijn verzoek om afscherming van persoonsgegevens werd afgewezen. Het verzoek was ingediend op 8 juli 2006 en betrof de bescherming van gegevens tegen externe partners en netwerkcontacten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 oktober 2007, waarbij de verweerder vertegenwoordigd was door mr. J.L. van de Wiel. Eiser was afwezig, maar had zijn standpunt schriftelijk toegelicht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser werd aangemerkt als een verzoek op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Verweerder had in eerdere correspondentie aangegeven dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afscherming van gegevens rechtvaardigden. Eiser voerde aan dat de verstrekking van zijn gegevens aan derden, zoals integratiebedrijven en arbeidsbemiddelingsbureaus, schadelijk voor hem was en dat er geen adequate waarborgen waren voor zijn privacy.

De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de zaak, aangezien verweerder had bevestigd dat er tot 1 november 2009 geen gegevens aan derden zouden worden verstrekt, tenzij op verzoek van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om inhoudelijk op het beroep van eiser in te gaan, omdat er geen actuele belangen waren. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het bezwaarschrift van eiser werd niet-ontvankelijk verklaard. Eiser kreeg het griffierecht vergoed, maar er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters en griffier mr. J.H.C.W. Vonk, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 2219
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam eiser] ,
wonende te [plaatsnaam] , eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,
verweerder.

1.Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 april 2007 (bestreden besluit), inzake de afwijzing van eisers verzoek om persoonsgegevens af te schermen of geheim te houden voor externe partners en netwerkcontacten.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 oktober 2007, waarbij namens verweerder mr. J.L. van de Wiel aanwezig was. Eiser is met bericht van verhindering niet verschenen.

2.Beoordeling

2.1
Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft bij brief van 8 juli 2006 verzocht om persoonsgegevens die hem betreffen af te schermen of geheim te houden voor externe partners, zoals trajectuitvoerders, en voor netwerkcontacten.
Verweerder heeft bij brief van 19 juli 2006 medegedeeld dat eisers verzoek wordt aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ingevolge deze bepaling kan de betrokkene in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden verzet aantekenen tegen gegevensverwerking die noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het betreffende bestuursorgaan. Verweerder verzoekt eiser om deze bijzondere omstandigheden te verduidelijken.
Bij brief van 22 juli 2006 heeft eiser op dit verzoek gereageerd.
Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft verweerder eisers verzoek afgewezen. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiser door de gegevensuitwisseling ten behoeve van de arbeidsinschakeling wordt benadeeld of dat er sprake is van onevenredige schending van de privacy. Er zijn geen bijzondere omstandigheden vastgesteld waardoor de gegevensverwerking moet worden beëindigd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2.2
Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat verweerder aangeeft dat met de verstrekking van arbeidsmedische gegevens en gegevens over uitkeringsgerechtigheid aan integratiebedrijven, arbeidsbemiddelingsbureaus en aan potentiële werkgevers zou worden beoogd om uitkeringsgerechtigden zelfredzaam te laten zijn of geraken. Eiser is van mening dat dergelijke gegevensverstrekking in zijn geval averechts werkt.
Verweerder refereert slechts aan artikel 8, onder e, Wbp, terwijl eiser reeds bij brief van 22 juli 2006 en in zijn bezwaarschrift heeft gerefereerd aan een ruimer kader. Eiser is van mening dat de verwerking van gegevens door Sociale Zaken onzorgvuldig geschiedt, in het bijzonder door casemanager [naam casemanager] . Volgens eiser heeft de verstrekking van bepaalde gegevens geleid tot verslechtering van zijn positie op de arbeidsmarkt. Voorts ontbreekt een deugdelijk kwaliteitssysteem, aldus eiser.
2.3
In artikel 67, eerste lid en onder e, van de Wet werk en bijstand is bepaald dat het verweerder bevoegd is uit eigen beweging en verplicht desgevraagd (…) uit de administratie terzake van de uitvoering van deze wet kosteloos de gegevens te verstrekken aan derden die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf de arbeidsinschakeling van personen bevorderen.
In artikel 7 is voor zover van belang bepaald dat verweerder verantwoordelijk is voor het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen bij arbeidsinschakeling.
In artikel 8, aanhef en onder e van de Wbp is bepaald dat persoonsgegevens slechts mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt.
In artikel 40, eerste lid, van de Wbp is bepaald dat de betrokkene, indien gegevens het voorwerp zijn van verwerking op grond van artikel 8, onder e en f, daartegen bij de verantwoordelijke te allen tijde verzet kan aantekenen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2.4
Verweerder heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat eiser vanaf 1 november 2006 tot en met 1 november 2009 vrijgesteld is van de sollicitatieplicht en niet meer actief wordt begeleid door een casemanager of deelneemt aan een reïntegratietraject. Dit houdt ook in dat [naam casemanager] geen casemanager meer is. Eiser heeft derhalve op dit moment geen direct belang meer bij de beëindiging van de door hem bedoelde gegevensverwerking, daar die niet plaatsvindt.
Ter zitting heeft de heer Van der Wiel, namens verweerder, toegelicht dat in de periode van 1 november 2006 tot 1 november 2009 geen gegevens worden verstrekt. Hiervan kan alleen op verzoek van eiser worden afgeweken. De vrijstelling zal niet voortijdig worden ingetrokken, aldus Van der Wiel.
De rechtbank constateert dat eiser met zijn beroep beoogt verweerder ervan te weerhouden om zijn gegevens aan derden te verstrekken. Verweerder heeft bevestigd dat er tot november 2009 geen gegevens aan derden worden verstrekt, tenzij eiser hierom vraagt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat eiser geen procesbelang bij onderhavig beroep heeft.
Ter zitting heeft de heer Van der Wiel de rechtbank verzocht om inhoudelijk op eisers beroep te beslissen teneinde helderheid voor de toekomst te verkrijgen. Tevens heeft eiser in zijn beroepschrift eveneens gewezen op de periode van na 1 november 2009.
De rechtbank kan deze argumenten van partijen niet anders uitleggen alsdat zij, nu er op dit moment geen procesbelang is, beogen een principiële uitspraak te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank kan van de bestuursrechter geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
Nu reeds in bezwaar al duidelijk was dat er tot 1 november 2009 geen gegevens verstrekt worden, had het op de weg van verweerder gelegen eisers bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient derhalve te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de bezwaren van eiser alsnog niet ontvankelijk te verklaren.
2.5
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Omdat niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eiser, zal een proceskostenveroordeling achterwege blijven.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
verklaart het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen verweerders 2 augustus 2006, niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
gelast dat de gemeente Tilburg aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, en in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: