ECLI:NL:RBBRE:2006:BF0176
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.A.F.M. Stassen
- M.J. van Balkom
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hypotheekrenteaftrek in relatie tot eigen B.V. en wetswijzigingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 14 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van hypotheekrente. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 57.666 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van ƒ 3.253 had vastgesteld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 31 mei 2006 gehouden, waar zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde en de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de wetswijziging in 2001, die de behandeling van vermogensbestanddelen die aan de eigen B.V. ter beschikking zijn gesteld, fundamenteel heeft veranderd, invloed heeft op de fiscale behandeling van de inkomsten en kosten. Dit betekent dat eerdere standpunten en gewekt vertrouwen met betrekking tot de fiscale behandeling van deze vermogensbestanddelen niet langer geldig zijn. De rechtbank concludeerde dat voor het jaar 2001 een nieuwe beoordeling van de inkomsten en kosten moet plaatsvinden, waarbij het resultaat van de eerdere beoordeling niet van belang is.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat de inspecteur gelijk had in de beoordeling van de hypotheekrenteaftrek. De rechtbank gaf aan dat de belanghebbende niet kon aantonen dat er in het verleden een in rechte te beschermen vertrouwen was gewekt dat de betaalde hypotheekrente altijd als rente voor de eigenwoningschuld in aftrek kon worden gebracht. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden.