ECLI:NL:RBBRE:2006:BC4546
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.A. den Hartog
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 mei 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, wonende in België, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende aanslagen inkomstenbelasting en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering voor de jaren 1999, 2000 en 2001. De aanslagen betroffen belastbare inkomens van respectievelijk ƒ 102.941 (1999), ƒ 135.462 (2000) en € 63.075 (2001), evenals premie-inkomens van ƒ 84.000 en € 38.118 voor de jaren 2000 en 2001. Tijdens de zitting op 11 mei 2006 zijn beide partijen gehoord.
De rechtbank heeft zich gebogen over drie hoofdvragen: of er een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de belanghebbende en de inspecteur, of er terecht heffingsrente in rekening is gebracht, en of er terecht invorderingsrente in rekening is gebracht. De rechtbank concludeerde dat er inderdaad een vaststellingsovereenkomst was, die niet onder dwang was gesloten, en dat de heffingsrente terecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur binnen de wettelijke termijn had gehandeld en dat de duur van de behandeling van het bezwaarschrift geen invloed had op de heffingsrente.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf partijen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch of beroep in cassatie bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.A. den Hartog, en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning.