ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6246

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
155877 FA RK 06-36
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Slot
  • A. van Oijen
  • C. Gimbrère-Straetmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige geslachtsnaam en voornaam voor kind in afwachting van naturalisatieprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 mei 2006 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende de naamgeving van een kind. Het Openbaar Ministerie had verzocht om verbetering van de geboorteakte van het kind, omdat de vader een namenreeks heeft en de moeder een geslachtsnaam en voornaam. Dit zou ertoe leiden dat het kind geen geslachtsnaam zou hebben, wat de rechtbank ongewenst achtte. De rechtbank heeft besloten om, in het belang van het kind, een voorlopige geslachtsnaam en voornaam vast te stellen, in afwachting van de naturalisatieprocedure van de vader. De rechtbank heeft hierbij artikel 1:5 lid 10 van het Burgerlijk Wetboek in overweging genomen en een termijn van 1,5 jaar verbonden aan deze voorlopige naamgeving. De ouders hadden verzocht om een definitieve naam, maar de rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is om een voorlopige naam vast te stellen, zodat het kind niet zonder geslachtsnaam door het leven hoeft te gaan. De rechtbank heeft het verzoek van het Openbaar Ministerie afgewezen en het verzoek van de ouders om een definitieve naam niet gehonoreerd. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de belangen van het kind en de juridische context.

Uitspraak

155877 FA RK 06-36
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team familierecht
Meervoudige Kamer
Beschikking betreffende registers van de burgerlijke stand
op het verzoek van het openbaar ministerie.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 10 januari 2006 ontvangen verzoek van het openbaar ministerie met bijlagen;
- de akte nr. 102046 van het jaar 2005 van het register van ge-boorten van de burgerlijke stand van de gemeente Breda;
- de op 2 februari 2006 ontvangen verklaringen van de hierna te noemen belanghebbenden 1 en 2;
- de op 20 maart 2006 ontvangen brief van de Officier van Justitie;
- het op 28 maart 2006 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig tegenverzoek van de ouders;
- de op 4 april 2006 ontvangen reactie van de officier van justitie op het verweerschrift;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2006, waaronder de door de vertegenwoordiger van de gemeente overgelegde notitie.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. [naam moeder kind], moeder van het kind, procureur mr. E.M.G. van Nuenen;
2. [naam vader kind], vader van het kind, procureur mr. E.M.G. van Nuenen;
3. de ambtenaar van de burgerlijke stand te Breda, verder te noemen: de gemeente.
2. De verzoeken
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank verbe-tering van voormelde akte zal gelasten.
De ouders verzoeken dat de naam van de zoon in de geboorteakte wordt gewijzigd.
3. De beoordeling
3.1 In voormelde akte is opgenomen dat de naam van het kin[voornaam]idt [naam kind]. Er is geen voornaam van het kind opgenomen.
3.2 Het Openbaar Ministerie legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag.
De vader van het kind heeft een namenreeks en de moeder heeft, omdat zij tevens de Nederlandse nationaliteit bezit, een geslachtsnaam en een voornaam. De ouders hebben geen naamskeuze voor het kind gedaan, waardoor het kind de geslachtsnaam van vader zou verkrijgen. Omdat de man geen geslachtsnaam heeft maar een namenreeks, krijgt het kind geen geslachtsnaam en wordt er een ‘-‘ vermeld; als voornamen moet worden vermeld: ‘[naam kind]’. Het is voor de ouders niet mogelijk om een juridisch effectieve naamskeuze voor hun kind te doen.
3.3 De ouders verzoeken in hun zelfstandig verzoek als voornaam van de zoon vast te stellen “[voornaam]” en als geslachtsnaam “[geslachtsnaam]”.
De ouders stellen dat de moeder en de zoon de Nederlandse nationaliteit bezitten en dat alleen de vader nog de Pakistaanse nationaliteit bezit, doch in afwachting is van zijn naturalisatie.
Bij zijn naturalisatie zal de man als voornaam “[voornaam man]” kiezen en als geslachtsnaam “[geslachtsnaam]”. De ouders zijn van mening dat het verzoek van het openbaar ministerie in strijd is met artikel 8 EVRM, alsmede artikel 7 van het Verdrag van de rechten van het kind en artikel 1:5 BW. Indien het verzoek wordt gehonoreerd zal het kind slechts een 3-tal voornamen verkrijgen en geen geslachtsnaam, hetgeen zij niet wenselijk achten.
3.4 Het openbaar ministerie heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen omdat zij geen nadere informatie kan verstrekken. Wel aanwezig waren de hiervoor genoemde belanghebbenden.
3.5 Ter zitting hebben de vertegenwoordiger van de gemeente en de ouders aangegeven dat zij er de voorkeur aan geven dat reeds nu een voornaam wordt vastgesteld en dat een voorlopige geslachtnaam wordt vastgesteld, zulks in afwachting van de naturalisatie van de man.
De gemeente verzoekt hieraan een termijn te verbinden, de ouders willen dat in beginsel niet en subsidiair verzoeken zij om een termijn van 5 jaren.
3.6 De ouders hebben voorts aangegeven dat zij het van belang achten dat de zoon de
geslachtsnaam “[geslachtsnaam]” krijgt, ten eerste om de zoon een eigen identiteit te geven, die in Nederland als gebruikelijk wordt beschouwd, en ten tweede om de afstammingsrelatie tussen vader en zoon tot uitdrukking te doen komen. Om die laatste reden wensen zij dat het kind niet de geslachtsnaam van de moeder verkrijgt.
3.7 De rechtbank overweegt als volgt:
Toewijzing van het verzoek van het openbaar ministerie zou er toe leiden, dat het kind geen geslachtsnaam meer heeft en slechts een reeks voornamen. De rechtbank is met de ouders en de gemeente van oordeel dat het niet in het belang is van het kind is dat hij zonder geslachtsnaam door het leven gaat. Met gemeente en ouders acht de rechtbank een voorlopige geslachtsnaam, naar analogie van artikel 1:5 lid 10 BW, meer in het belang van de minderjarige dan helemaal geen geslachtsnaam.
Bij een eventueel negatieve afloop van de naturalisatieprocedure, verdient bovendien een namenreeks zoals thans het geval is, de voorkeur boven het voorstel van het openbaar ministerie.
3.8 De rechtbank zal derhalve, gelet op de ter zitting ingenomen standpunten en mede gelet op de uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 15 oktober 2003, LJN AL9057, beslissen in die zin, dat thans zowel een voorlopige voornaam als een voorlopige geslachtsnaam wordt vastgesteld. Anders dan de ouders acht zij het wèl van belang daaraan een termijn te verbinden, omdat het niet gewenst is dat voor onbepaalde tijd een voorlopige naam in de registers is vermeld. Zij zal die termijn bepalen op 1,5 jaar; binnen deze periode moet de vader in staat worden geacht de naturalisatieprocedure tot een goed einde te brengen.
3.9 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet thans als volgt worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
gelast de verbetering van akte nr.102046 van het register van geboorten van het jaar 2005 van de burgerlijke stand van de gemeente Breda en wel in die zin, dat :
- de naam van het kind voorlopig komt te luiden: ‘[geslachtsnaam]’ en
- de voornaam van het kind voorlopig komt te luiden: ‘[voornaam]’,
met bepaling dat deze voorlopige verbetering geldt voor een periode van 1,5 jaar, zulks in afwachting van het resultaat van de naturalisatieprocedure van de man.
wijst het verzoek van het openbaar ministerie af en wijst tevens af het meer of anders door de ouders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs Slot, Van Oijen en Gimbrère-Straetmans, rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Gruijters, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een procureur worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
verzonden op: