ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ6243

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
168567 / FA RK 06-5491
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van Oijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting inbewaringstelling krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

Op 12 december 2006 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die op 7 december 2006 was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op basis van een beschikking van de burgemeester van Tilburg. De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en het gehouden verhoor. De rechtbank concludeert dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de betrokkene gestoord is in zijn geestvermogens en dat deze stoornis gevaar kan veroorzaken. Echter, er is niet aangetoond dat dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Er is geen onmiddellijk dreigend gevaar vastgesteld, en de rechtbank heeft geconstateerd dat er kennelijk oneigenlijk gebruik is gemaakt van de procedure tot inbewaringstelling. De geneeskundige verklaring die aan de inbewaringstelling ten grondslag ligt, is opgemaakt zonder dat het geneeskundig onderzoek op dat moment heeft plaatsgevonden. Bovendien is de lastgeving door de burgemeester niet correct ondertekend. De rechtbank benadrukt het belang van hulp voor de betrokkene en dat dit in overleg met de betrokken instanties moet plaatsvinden, met inachtneming van de wettelijke kaders. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team familierecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummer: 168567 / FA RK 06-5491
12 december 2006
Beschikking betreffende machtiging tot voortzetting inbewaringstelling krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ).
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 8 december 2006 ontvangen verzoek van de officier van justitie (met het nummer 23953), met bijlagen;
- de op 12 december 2006 gegeven last tot toevoeging van mr. R.B. Milo aan na te noemen betrokkene;
- het verslag van het op 12 december 2006 gehouden verhoor.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot verlening van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende [adres], [postcode] [woonplaats],
hierna te noemen betrokkene,
thans verblij[psychiatrisch ziekenhuis]n het psychiatrisch ziekenhuis te [plaats], [adres].
3. De beoordeling
Betrokkene is op 7 december 2006 krachtens de beschikking tot inbewaringstelling van de burgemeester van de gemeente Tilburg opgenomen in voormeld psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en het gehouden verhoor van oordeel dat ten aanzien van betrokkene het ernstig vermoeden bestaat dat hij gestoord is in zijn geestvermogens en dat deze stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken doch dat niet is gebleken dat dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gebleken is van een onmiddellijk dreigend gevaar. Door de bij de terechtzitting aanwezige begeleiders, waaronder een orthopedagoog van het OCB, is immers medegedeeld dat betrokkene geplaatst was op een crisisplaatsing van het OCB en dat naar aanleiding van een incident besloten is om betrokkene elders te plaatsen, waarbij uit praktische overwegingen voor een crisisplaats bij [psychiatrisch ziekenhuis] gekozen is. De rechtbank concludeert dat daarbij van de procedure tot het verkrijgen van een inbewaringstelling kennelijk oneigenlijk gebruik is gemaakt, althans op een aantal punten onzorgvuldig is gehandeld. Gebleken is dat de geneeskundige verklaring welke aan de inbewaringstelling ten grondslag ligt, weliswaar op 7 december 2006 is opgemaakt, maar dat het geneeskundig onderzoek op dat moment niet heeft plaatsgevonden. Kennelijk heeft reeds op 24 november 2006 een geneeskundig onderzoek plaatsgevonden, waaraan bij de opstelling van de geneeskundige verklaring gerefereerd is. Ook de ondertekening van de lastgeving door de burgemeester van de gemeente Tilburg heeft niet correct plaats gevonden, nu deze door een wethouder is ondertekend zonder dat daarbij duidelijk is wie de verantwoordelijke autoriteit is.
Het is in deze van belang dat betrokkene wordt geholpen en dat dit in overleg tussen het OCB en de William Schrikker Stichting plaats vindt, waarbij de wettelijke kaders in acht worden genomen.
Dit betekent dat het verzoek moet worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.
JS
verzonden op:
1