ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ3398
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Toekenning en matiging van schadevergoeding wegens voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 november 2006 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend op 30 mei 2006. De verzoeker, die niet bij de behandeling van het verzoek aanwezig was, vroeg om schadevergoeding van € 860,= voor de schade die hij had geleden door zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak eindigde zonder straf of maatregel en dat de beslissingen om verzoeker in verzekering te stellen en in voorlopige hechtenis te nemen gerechtvaardigd waren. Dit was gebaseerd op de redelijke verdenking die was ontstaan door een verklaring van de verzoeker zelf, waarin hij aangaf een portemonnee te hebben gestolen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen recht op vergoeding bestond volgens artikel 6 § 2 van het Europees Verdrag, er in dit geval gronden van billijkheid aanwezig waren om een schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de schadevergoeding gematigd tot € 290,=, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Daarnaast werd een forfaitair bedrag van € 275,= toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De totale schadevergoeding werd dus vastgesteld op € 565,=, waarvan het bedrag zal worden overgemaakt op een derdenrekening.
Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid van schadevergoeding in gevallen waar voorlopige hechtenis gerechtvaardigd was, maar de zaak eindigde zonder straf of maatregel. De rechtbank heeft hierbij de belangen van de verzoeker en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen.