ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ0761

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
412456 AZ 06-683
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen en wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 25 oktober 2006 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure tussen de naamloze vennootschap Railion Nederland N.V. en een werknemer, hierna verweerder genoemd. Railion heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst met verweerder te ontbinden op grond van gewichtige redenen, die volgens hen voortvloeien uit een wijziging van omstandigheden. Verweerder, die al meer dan 20 jaar in dienst was, heeft zich verzet tegen dit verzoek en heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Railion, subsidiair tot afwijzing van het verzoek, en meer subsidiair, bij ontbinding, tot toekenning van een vergoeding van € 68.519,10.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een aantal incidenten hebben plaatsgevonden tijdens het dienstverband van verweerder, waarvoor hij waarschuwingen heeft ontvangen. Railion stelde dat het vertrouwen in het functioneren van verweerder was verloren, vooral na een incident op 16 augustus 2006, waarbij verweerder betrokken was. De rechter heeft echter geoordeeld dat Railion zich niet had mogen beperken tot het afhandelen van de incidenten op zichzelf, maar dat zij een algehele beoordeling van het functioneren van verweerder had moeten maken. Het ontbreken van structurele functioneringsgesprekken heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechter.

De kantonrechter concludeerde dat het vertrouwen in een goed functioneren van verweerder niet volledig was komen te vervallen, en dat er onvoldoende grond was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het verzoek van Railion werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van verweerder, die zijn gemachtigde had moeten vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie en functioneringsgesprekken tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties waarin sancties worden overwogen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 412456 AZ VERZ 06-683
beschikking d.d. 25 oktober 2006
inzake
de naamloze vennootschap RAILION NEDERLAND N.V., gevestigd te Utrecht,
verzoekende partij, hierna te noemen “Railion”,
gemachtigde: mw.mr. M. Greebe, advocaat te Amsterdam,
tegen:
[naam verweerder], wonende te Roosendaal,
verwerende partij, hierna te noemen “verweerder”,
gemachtigde: mr. D.A. Schalker, FNV Bondgenoten, Individuele Dienstverlening, te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het op 6 september 2006 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties;
1.2 het daarop ontvangen verweerschrift, met producties;
1.3 de mondelinge behandeling ter zitting van 17 oktober 2006, waarbij aanwezig waren namens Railion dhr. T.A.M. André, personeelsmanager, en dhr. J.W. Kriek, regiomanager Hub/west, bijgestaan door mr. Greebe, en [verweerder], bijgestaan door mr. Schalker.
De inhoud van deze stukken, alsmede van de ter zitting door mr. Greebe overgelegde pleitnotities, geldt als hier ingelast. Op die inhoud, en hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, wordt, voor zover nodig, hierna teruggekomen.
2. Inleiding
Railion heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met verweerder te ontbinden op grond van gewichtige redenen, bestaande uit een wijziging van omstandigheden.
Verweerder heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, subsidiair tot afwijzing van het verzoek, en meer subsidiair, bij ontbinding, toekenning van een vergoeding aan hem van € 68.519,10.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
- de thans 40-jarige verweerder is sedert 10 maart 1986 voor onbepaalde tijd in dienst van (de rechtsvoorgangster van) Railion, laatstelijk in de functie van machinist met beperkte bevoegdheid/wagenmeester tegen een salaris van € 2.032,96 bruto per maand, vermeerderd met € 37,44 netto-netto toelage, 8% vakantietoeslag en 2,75% decemberuitkering;
- in februari 2005 heeft Railion een nieuw sanctiebeleid ingevoerd waarbij is afgesproken dat de “gele en rode kaarten” uit het verleden zijn komen te vervallen, met uitzondering van specifieke afspraken die met medewerkers zijn gedaan over verbetertrajecten;
- op 21 maart 2005 heeft verweerder naar aanleiding van een klacht van Philip Morris een schriftelijke waarschuwing van Railion ontvangen;
- op 21 november 2005 heeft verweerder naar aanleiding van een incident op 18 november 2005 een schriftelijke waarschuwing van Railion gekregen, welke door Railion als laatste schriftelijke waarschuwing is beschouwd, gelet op het bij die brief gevoegde en hierboven reeds genoemde sanctiebeleid;
- bij brief van 17 augustus 2006 van Railion is[verweerder met onmiddellijke ingang geschorst naar aanleiding van een door hem veroorzaakte ontsporing op 16 augustus 2006.
3.2
Railion stelt dat gedurende het dienstverband van verweerder een groot aantal door hem veroorzaakte incidenten heeft plaatsgevonden, waarvoor hij steeds waarschuwingen heeft gehad. Deze waarschuwingen hebben echter geen verbetering in zijn functioneren opgeleverd zodat zij het vertrouwen in een goed functioneren van verweerder is verloren. Hoewel in februari 2005 een nieuw sanctiebeleid is ingevoerd, dienen in haar visie de incidenten die voor dat tijdstip hebben plaatsgevonden, te worden meegewogen in dit oordeel. Indien echter slechts de incidenten die nà februari 2005 hebben plaatsgevonden getoetst worden aan het nieuwe sanctiebeleid, dient op grond daarvan toch het einde van het dienstverband van verweerder te worden nagestreefd. Verweerder was immers reeds op 21 november 2005 erop geattendeerd dat dit zijn laatste schriftelijke waarschuwing was. Nu verweerder ook daarna nog de veiligheidsheidsregels heeft overtreden en zware schade heeft veroorzaakt, kan hij niet langer worden gehandhaafd in zijn functie. Een andere passende functie is voor verweerder niet voorhanden, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen beëindigd dient te worden. Dat verweerder ondanks alle waarschuwingen zijn functioneren niet heeft verbeterd, dient voor zijn risico te blijven, zodat een ontbindingsvergoeding volgens Railion niet aan de orde is.
3.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de incidenten die hebben plaatsgevonden vóór invoering van het nieuwe sanctiebeleid ten onrechte hebben meegewogen in de beslissing van Railion. Hij voert aan dat zich nimmer persoonlijk gevaar heeft voorgedaan en dat de materiële schade steeds beperkt is gebleven. Bovendien voelt hij zich onevenredig zwaar gestraft, nu de aanleiding tot die beslissing mede het voorbijrijden van een stoptonend sein is, hetgeen veelvuldig gebeurt, ook door anderen, en er een onderzoek gaande is naar de oorzaak daarvan. Gelet hierop dient hem die overtreding niet dusdanig zwaar aangerekend te worden dat die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan leiden. Van het laatste incident dat heeft plaatsgevonden, voert hij aan zelf niets te hebben gemerkt. Pas de ochtend erna is hem door zijn leidinggevende telefonisch meegedeeld dat door zijn toedoen een ontsporing had plaatsgevonden. Kennelijk werd het incident niet al te ernstig beschouwd nu hij pas de volgende dag, voor aanvang van zijn dienst, bij zijn leidinggegevende werd verwacht voor een gesprek. Omdat hij zelf wilde weten wat er precies was gebeurd is hij al eerder naar zijn leidinggevende gegaan, waarna hij werd geschorst.
Verweerder voert voorts aan dat hij gedurende zijn jarenlange dienstverband een behoorlijke staat van dienst heeft opgebouwd en dat hij nimmer op zijn functioneren in het algemeen is aangesproken. Mede omdat de verstandhouding tussen hem en zijn direct leidinggevenden en collega’s goed is, is er naar zijn mening geen reden om het dienstverband te beëindigen.
3.4
Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld, is voor de kantonrechter voldoende vast komen te staan, dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met één der opzegverboden, genoemd in artikel 7: 685 van het Burgerlijk Wetboek.
3.5
In het in februari 2005 ingevoerde sanctiebeleid waarvan de medewerkers van Railion op de hoogte zijn gesteld, is opgenomen dat de gele en rode kaarten uit het verleden zijn komen te vervallen, met uitzondering van specifieke afspraken die gemaakt zijn over verbetertrajecten. Niet gebleken is dat met verweerder vóór februari 2005 afspraken zijn gemaakt over verbetertrajecten. Voor zover de incidenten die vóór die tijd hebben plaatsgevonden hem gele kaarten zouden hebben opgeleverd, zijn deze derhalve vervallen, en kunnen derhalve niet meewegen in een beslissing die tot het einde van het dienstverband zou moeten leiden.
Railion heeft desgevraagd gesteld dat er naast de in het sanctiebeleid genoemde mondelinge en schriftelijke waarschuwingen geen rechtspositionele maatregelen genomen worden. In het beleid is opgenomen dat medewerkers die een mondelinge of schriftelijke waarschuwing hebben gehad daartegen bezwaar kunnen aantekenen. Naast het feit dat deze mogelijkheid slechts summier is opgenomen in het sanctiebeleid en niet verder ten behoeve van de medewerkers is uitgewerkt in een deugdelijke procedure, is gesteld noch gebleken dat Railion verweerder op deze mogelijkheid heeft gewezen, hetgeen van haar als goed werkgever had mogen verwacht. verweerder heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat het niet opkomen tegen de hem gegeven waarschuwingen kon leiden tot een ontbindingsverzoek.
Met betrekking tot de gegeven waarschuwingen is de kantonrechter van oordeel dat Railion zich niet had mogen beperken tot het afhandelen van de incidenten op zichzelf, maar dat zij had moeten komen tot een algehele beoordeling van het functioneren van verweerder en met hem had moeten bezien hoe in de toekomst dergelijke incidenten hadden kunnen worden voorkomen. Indien met regelmaat functioneringsgesprekken hadden plaatsgevonden had Railion een verbetertraject met verweerder kunnen afspreken. Ter terechtzitting is echter komen vast te staan dat er al lange tijd geen functionerings- en/of beoordelinggesprekken met verweerder hebben plaatsgevonden.
Evident is dat alleen al door het materieel waarmee verweerder in zijn functie werkt, overtredingen van voorschriften kunnen leiden tot persoonlijke ongevallen of zware schade. [verweerder] heeft ter terechtzitting gesteld zich hiervan terdege bewust te zijn. Gesteld noch gebleken is echter dat dit gevaar zich heeft gemanifesteerd, hetgeen onverlet laat dat dit had kunnen gebeuren.
Verweerder is vanaf 17 augustus 2006 op non-actief gesteld, hetgeen op zich al een zware sanctie is, en waarvan het aannemelijk is dat deze een flinke impact op verweerder moet hebben gehad, temeer nu die gevolgd is door de onderhavige ontbindingsprocedure, zodat hij zich inmiddels zal realiseren dat zijn tekortkomingen die hiertoe hebben geleid, een gevaar opleveren voor de voortzetting van zijn dienstverband.
Mede in aanmerking genomen het feit dat verweerder een specifieke beroepsopleiding heeft genoten, hetgeen ertoe zou leiden dat hij in geval van ontbinding een geheel nieuwe beroepsopleiding zou moeten volgen om een andere baan te kunnen krijgen, en voorts al het voorgaande afgezet tegen zijn dienstverband van ruim 20 jaar, is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat het vertrouwen in een goed functioneren van verweerder] in de toekomst geheel is komen te vervallen, zodat er onvoldoende grond is de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. Het verzoek van Railion zal derhalve worden afgewezen.
4. De proceskosten
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Railion in de kosten van de procedure, aan de zijde van verweerder gevallen, worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek van Railion af;
- veroordeelt Railion in de kosten van de procedure aan de zijde van verweerder gevallen en tot op heden begroot op
€ 360,00, zijnde het salaris voor de gemachtigde van verweerder.
Aldus gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.