ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ0169

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
11 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
406359 CV 06-4626
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering glashandel op basis van zaakwaarneming na ingeslagen ruit door politie

In deze zaak vorderde de glashandel, vertegenwoordigd door eiseres, betaling van kosten die zij had gemaakt voor het afdichten van een ingeslagen ruit in de woning van gedaagde. De ruit was ingeslagen door de politie, die de woning betrad na een melding van vermissing van gedaagde. Eiseres stelde dat zij de zaakwaarneming van de politie had overgenomen en dat gedaagde gehouden was de kosten te vergoeden. Gedaagde voerde verweer en betwistte de rechtmatigheid van de ingreep door de politie en de daaropvolgende vordering van eiseres.

De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke grond was voor de politie om in te grijpen, aangezien de melding van vermissing niet voldoende was om de woning binnen te treden. De politie had geen proces-verbaal of andere gegevens overgelegd die de noodzaak van hun handelen onderbouwden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de politie als zaakwaarnemer had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet gerechtigd was om de kosten op gedaagde te verhalen, omdat er geen sprake was van een rechtsgeldige zaakwaarneming. De vordering van eiseres werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

De uitspraak benadrukt de vereisten voor zaakwaarneming en de noodzaak van een redelijke grond voor ingrijpen door de politie. De beslissing van de rechtbank is een belangrijke overweging in het civiele recht, met betrekking tot de aansprakelijkheid en de voorwaarden waaronder kosten kunnen worden verhaald.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 406359 CV 06-4626
vonnis d.d. 11 oktober 2006
inzake
[eiseres].,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Getkate (Oordijk & Partners gerechtsdeurwaarders),
rolgemachtigde: deurwaarderskantoor Jonkers & Ceelen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” en “[gedaagde]”.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 de dagvaarding van 21 juni 2006, met producties;
1.2 de conclusie van antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van repliek, met producties;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
[eiseres] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 147,37, rente en kosten rechtens.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat het volgende vast:
- [eiseres] onderhoudt een netwerk waarbij een alarmcentrale 24 uur per dag bereikbaar is voor meldingen van situaties waarin onmiddellijk maatregelen moeten worden genomen ter bescherming van panden of daarin aanwezige goederen.
- Op of omstreeks 1 december 2005 heeft [eiseres] er op aangeven van de politie Midden- West Brabant voor gezorgd dat een ingeslagen ruit in de woning van [gedaagde] aan de [adres] is afgedicht door Glasservice Verlaar B.V..
- De ruit was ingeslagen door de politie.
- Directe aanleiding was een melding dat [gedaagde] sinds twee maanden niet meer was gezien.
- De politie heeft daarop besloten de woning van [gedaagde] te betreden.
- [gedaagde] is, naar achteraf is gebleken, in de periode van 3 oktober 2005 tot 10 januari 2006 op reis geweest.
3.2 [eiseres] baseert haar vordering op zaakwaarneming. Zij stelt daartoe dat zij, door het (laten) afdichten van de ingeslagen ruit, de door de politie aangevangen zaakwaarneming heeft overgenomen. In haar visie is [gedaagde], als degene wiens belang naar behoren is behartigd, gehouden de door haar als zaakwaarneemster geleden schade te vergoeden. Die schade bestaat in de kosten/factuur die zij Glasservice Verlaar dient te vergoeden van € 69,-- en in haar eigen kosten ad € 22,69. [eiseres] vordert genoemde bedragen -totaal € 109,11, inclusief btw-, vermeerderd met de wettelijke rente, welke tot 21 juni 2006, € 1,26 bedraagt en met de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 37,--.
3.3 [gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd, dat van zaakwaarneming geen sprake was, althans dat het ingrijpen door een zaakwaarnemer niet gerechtvaardigd was.
3.4 Het verweer van [gedaagde] treft doel. Uit artikel 6:198 BW, dat het begrip zaakwaarneming omschrijft, blijkt dat voor het aannemen van zaakwaarneming vereist is dat er een redelijke grond om in te grijpen aanwezig was. Weliswaar stelt [eiseres] dat de politie op basis van de beschikbare gegevens in redelijkheid kon besluiten de woning van [gedaagde] binnen te treden, maar niet is gebleken dat die gegevens uit meer hebben bestaan dan de enkele, kennelijk anonieme melding van vermissing van [gedaagde], die later “gewoon” op reis bleek. Van het gestelde verrichte nadere politie-onderzoek zijn geen verdere gegevens gesteld of bekend (gemaakt), laat staan overgelegd. Ook een proces-verbaal ontbreekt. Er kan dan ook niet zonder meer worden geoordeeld dat voor het ingrijpen door de politie een redelijke grond aanwezig is geweest, hetgeen door [gedaagde] ook nadrukkelijk is betwist.
3.5 Voor zover de politie reeds tot haar handelen volledig bevoegd was op grond van haar wettelijke taakomschrijving, moet reeds op die grond aan het handelen van de politie het karakter van zaakwaarneming worden ontzegd. Overigens biedt de Politiewet geen mogelijkheden om gemaakte kosten te verhalen en is er in feite alleen ruimte voor het doorberekenen van kosten als de politie, als het ware buiten haar kerntaken om, werkzaamheden verricht die specifiek gericht zijn op burgers.
3.6 Indien als kerntaak slechts het binnentreden in de woning wordt beschouwd zou strikt genomen op de tweede fase, namelijk die waarin de omgang met het ingeslagen raam een centrale rol speelde, de zaakwaarnemingsregeling van toepassing kunnen zijn. Maar naast het feit dat de politie in dit geval zelf, zonder gebleken redelijke grond, het raam heeft ingeslagen, zodat de situatie moet worden onderscheiden van het (laten) dichttimmeren van een raam na bijvoorbeeld diefstal of vernieling, is niet komen vast te staan dat de opdracht die de politie aan [eiseres] heeft gegeven noodzakelijk was. Niet is gesteld of gebleken wat de politie heeft verhinderd om het raam zelf af te dichten. Hoewel niet onbegrijpelijk is dat de politie een voor haar snelle en makkelijke oplossing heeft gekozen, kan zij dat niet zonder meer doen uit hoofde van zaakwaarneming ten behoeve van en aldus op kosten van [gedaagde]. Dat de politie mogelijk heeft gehandeld vanuit daarover met [eiseres] gemaakte afspraken doet daaraan niet af. Voor het aannemen van zaakwaarneming moet welbewust het belang van de betrokkene, in dit geval [gedaagde], worden gediend. Niet kan worden geconcludeerd dat de politie bij het door haar geven van de opdracht aan [eiseres] het belang van [gedaagde] bepalend heeft laten zijn.
3.7 Er kan op grond van het vorenstaande niet tot de conclusie worden gekomen dat de politie zich, in de fase rondom de afdichting van het ingeslagen raam, willens en wetens en op redelijke grond heeft ingelaten met de behartiging van de belangen van [gedaagde], zonder daartoe die bevoegdheid aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. Dit betekent dat de politie niet kan worden aangemerkt als zaakwaarnemer, zodat van “voortgezette” zaakwaarneming door [eiseres] reeds op die grond geen sprake kan zijn. Nu bovendien niet is gebleken van omstandigheden die het handelen van [eiseres] noodzakelijk en daarmee gerechtvaardigd kon maken, ontbreekt ook om die reden een grond voor vergoeding op basis van zaakwaarneming. Daarbij komt dat überhaupt kan worden betwijfeld of [eiseres] als de opdrachtnemer van de politie (tevens) als zaakwaarneemster van [gedaagde] kan worden beschouwd.
3.8 De slotsom luidt dan ook dat de -uitsluitend- op zaakwaarneming gebaseerde vordering van [eiseres] behoort te worden afgewezen, nu aan die vordering de grondslag ontbreekt. De nevenvorderingen treft eenzelfde lot.
3.6 [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen en begroot op nihil.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eiseres] af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans en in het openbaar uitgesproken op woensdag 11 oktober 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.