ECLI:NL:RBBRE:2006:AY8137

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163709 / KG ZA 06-383
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.M. Steenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een leerling naar 5VWO en de beoordeling van handelingsdelen

In deze zaak vordert de eiser, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter, bevordering van zijn dochter naar 5VWO op het Sint-Janslyceum. De school heeft echter besloten om de dochter niet te bevorderen, omdat zij op meerdere handelingsdelen onvoldoende heeft gescoord. De eiser stelt dat zijn dochter deze handelingsdelen wel heeft ingeleverd en dat de school onzorgvuldig heeft gehandeld door haar niet te bevorderen. De voorzieningenrechter heeft de zaak marginaal getoetst en vastgesteld dat de school bevoegd was om de beslissing te nemen, gezien de onvoldoende resultaten van de dochter. De rechter oordeelt dat de school niet onredelijk of onzorgvuldig gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid en dat de beslissing voldoende is toegelicht. De vordering van de eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 18 augustus 2006 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163709 / KG ZA 06-383
Vonnis in kort geding van 18 augustus 2006
in de zaak van
[Eiser], in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger,
van zijn minderjarige dochter [naam dochter],
wonende te VUGHT,
eiser,
procureur mr. J. van Oijen,
advocaat mr. M. van Olden te Haarlem,
tegen
de STICHTING ONS MIDDELBAAR ONDERWIJS,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde,
procureur mr. J.J.W. van Mens te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [naam dochter] en OMO genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de wijziging van eis
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Eva
- de pleitnota van OMO.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Stichting Ons Middelbaar Onderwijs vormt het bevoegd gezag over het Sint-Janslyceum te ’s-Hertogenbosch (verder de school).
- Bij algemeen reglement worden de rechten en plichten van de ouders/leerlingen en eindverantwoordelijke schoolleider geregeld.
- [naam dochter] is leerlinge op de school, in het schooljaar 2005/2006 zat zij in de vierde klas van het VWO.
- Op de school worden leerlingen in 4VWO onder meer getoetst op grond van ‘handelingsdelen’ bij een aantal vakken.
- De ‘Inleiding vierde klassers VWO’ luidt onder meer:
“Handelingsdeel (HD)(…) Je bent pas over wanneer alle handelingsdelen op z’n minst met een V zijn afgerond.”
- Op het eindrapport van 27 juni 2006 van Eva staan vier “O’s” (onvoldoende);
twee voor handelingsdelen Nederlands voor een leesdossier en een schrijfopdracht, alsmede onvoldoendes voor de handelingsdelen Engels en CKV-1. Voorts staat onder Opmerkingen:
“Niet bevorderd, ivm te veel onvoldoende handelingsdelen.”
- De vader van [naam dochter] heeft op 28 juni 2006 bij e-mail beroep aangetekend bij de heer [naam rector], rector van de school en eindverantwoordelijke schoolleider, tegen de beslissing om [naam dochter] niet te bevorderen.
- Het beroep werd schriftelijk afgewezen door de heer [naam rector] op 5 juli 2006.
3. Het geschil
3.1. [naam dochter] vordert na eiswijziging - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I primair
te gebieden dat OMO [naam dochter] schriftelijk bevordert tot de vijfde klas van het Sint-Janslyceum, en wel binnen vijf dagen na betekening, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor het geval OMO niet aan dit rechterlijk verbod zal voldoen;
subsidiair
te gebieden dat OMO [naam dochter] schriftelijk voorwaardelijk bevordert tot 5VWO van het Sint-Janslyceum, en wel binnen 5 dagen na betekening, waarbij de voorwaarde bestaat uit een gunstige beoordeling van de prestaties van [naam dochter] in de eerste periode van het schooljaar 2006-2007, althans een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van een terstond opeisbare dwangsom van € 10.000,-- wanneer OMO in gebreke blijft aan het rechterlijk gebod te voldoen;
meer subsidair
te gebieden dat OMO [naam dochter] voorlopig bevordert tot de vijfde klas van het Sint-Janslyceum, en wel binnen 5 dagen na betekening, en wel voor de duur van de bodemprocedure waarin de vermissing van het dossier en de gevolgen daarvan nader kunnen worden onderzocht.
II OMO te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. OMO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van [naam dochter] is gebaseerd op de stelling dat zij ten onrechte niet is bevorderd naar 5 VWO door de school op grond van het feit dat zij een onvoldoende score heeft behaald voor handelingsdelen voor het vak Nederlands. Deze onvoldoendes zijn gebaseerd op het niet inleveren van de handelingsdelen door [naam dochter]. Volgens [naam dochter] heeft zij deze wel ingeleverd bij haar leraar Nederlands, de heer [naam leraar] (verder [naam leraar]). [naam dochter] stelt dat de school hiermee onzorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van haar. Tevens stelt [naam dochter] dat aan haar een toezegging is gedaan door haar mentor mevrouw [naam mentor] dat zij over zou gaan met zomertaken, en dat [naam leraar] na het niet kunnen vinden van het handelingsdeel heeft gezegd dat ‘het allemaal wel goed zou komen’ en dat zij hierop heeft vertrouwd. [naam dochter] voert ook aan dat zij niet, zoals de schoolregels voorschrijven, gewaarschuwd is met een oranje kaart voor Nederlands zodat zij ook niet kon voorzien dat zij voor de handelingsdelen niet voldoende zou scoren. Ten slotte is de beslissing op het beroep niet gemotiveerd zodat de school daarmee ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld.
4.2. OMO voert als meest verstrekkend verweer aan dat zelfs in het geval dat [naam dochter] een voldoende voor het vak Nederlands zou hebben behaald, zij [naam dochter] niet bevorderd zou hebben omdat [naam dochter] voor meerdere handelingsdelen een onvoldoende beoordeling heeft gekregen. OMO heeft overigens een verklaring van [naam leraar] overgelegd waarin staat dat hij van [naam dochter] beide handelingsdelen voor Nederlands niet eerder ontvangen heeft dan op 28 juni 2006, hetgeen dus ná de rapportvergadering en de mededeling aan [naam dochter] dat zij niet bevorderd was, is.
OMO stelt aan de hand van verklaringen ter zitting van [naam coordinator], jaarlaagcoordinator, en [naam mentor], mentor, voorts dat [naam dochter] gedurende het schooljaar meermalen een oranje kaart voor Spaans en Engels heeft gekregen
waarna zij de deeltaken voor Spaans heeft vervuld, maar pas na (grote) inspanning van de docent. Voor het vak Engels heeft Eva een handelingsdeel van onvoldoende kwaliteit ingeleverd. De oranje kaarten werden door [naam dochter] ook niet
geretourneerd met een handtekening van haar ouders, zoals vereist is. Ook heeft de docent van het vak CKV-1, zo stelt OMO, het verplichte handelingsdeel nooit ontvangen. Dat aan [naam dochter] een toezegging zou zijn gedaan als gesteld is gemotiveerd
betwist. Ten slotte is aangevoerd dat [naam dochter] meermalen, maar in enkele gevallen tevergeefs, erop is gewezen dat zij haar taken naar behoren diende te vervullen.
Toen [naam dochter] te laat was met het inleveren van handelingsdelen Nederlands is er van afgezien opnieuw een oranje kaart uit te reiken omdat die bij eerdere gelegenheden onvoldoende effect gesorteerd hadden en is [naam dochter] door haar leraar persoonlijk
aangesproken. De onvoldoendes voor de handelingsdelen in combinatie met de houding en het gedrag van [naam dochter] hebben tot de unanieme conclusie van de docentenvergadering geleid dat zij niet bevorderd zou worden. Ter zitting heeft de
rector verklaard dat met de vader van [naam dochter] twee telefonische gesprekken van drie kwartier zijn gevoerd om zijn beslissing op het beroep te motiveren.
4.3 Voorop staat dat krachtens de schoolregels voor alle handelingsdelen voldoende moest worden gescoord; [naam dochter] moet geacht worden van die regels op de hoogte te zijn. Daarnaast heeft [naam dochter], gelet op het gemotiveerde verweer van OMO niet aannemelijk kunnen maken dat zij haar handelingsdelen Nederlands tijdig heeft ingeleverd en dat slechts, omdat die verloren waren gegaan, zij niet bevorderd is. Van de gestelde toezegging is niet gebleken. De door [naam dochter] omtrent het inleveren en de toezegging gestelde feiten zijn gemotiveerd betwist; derhalve zou op dat punt nader onderzoek nodig zijn waartoe het kort geding zich niet leent.
4.4 Voldoende aannemelijk is daarentegen geworden dat zij voor meerdere handelingsdelen onvoldoende heeft gescoord. Op grond van de toepasselijke regelgeving was de school daarom bevoegd te beslissen dat zij niet kon worden bevorderd. Dat de school van die bevoegdheid – waarvan het gebruik door de rechter in beginsel terughoudend dient te worden getoetst –op onredelijke of onzorgvuldige wijze gebruik heeft gemaakt is niet aannemelijk geworden. De beslissing is voorts voldoende toegelicht. De vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.5 [naam dochter] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van OMO worden begroot op:
- vast recht € 248,00
- salaris procureur € 816,00
Totaal € 1.064,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [naam dochter] in de proceskosten, aan de zijde van OMO tot op heden begroot op € 1.064,00,
1.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Steenbeek en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.S. Koorn op 18 augustus 2006.