ECLI:NL:RBBRE:2006:AY7107
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Rechtbank Breda in geschil over overeenkomst en scheidsgerecht
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het geschil tussen de eiseres, een besloten vennootschap, en de gedaagden, drie besloten vennootschappen en een vennootschap onder firma. Het geschil betreft een overeenkomst die in april 2004 is gesloten, waarbij de eiseres roerende zaken heeft verkocht aan de gedaagden voor een totaalbedrag van € 16.620,62. De algemene voorwaarden van de eiseres zijn van toepassing verklaard, waarin is opgenomen dat geschillen voortvloeiend uit de overeenkomst met uitsluiting van de gewone rechter aan een scheidsgerecht moeten worden voorgelegd.
De gedaagden hebben een bedrag van € 1.000,00 onbetaald gelaten en hebben de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, omdat de geldvordering van de eiseres betwist wordt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een onbetwiste geldvordering, aangezien de gedaagden de vordering betwisten. Hierdoor is de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -Handel bevoegd om het geschil te beslechten, zoals bepaald in de algemene voorwaarden.
De eiseres heeft aangevoerd dat de juridische aard van het geschil zich niet leent voor beslechting door een scheidsgerecht en dat een verwijzing onnodig kostenverhogend en vertragend zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat dit verweer niet ter zake doende is, gezien de inhoud van de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft zich derhalve onbevoegd verklaard en de eiseres veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde.