ECLI:NL:RBBRE:2006:AY7102

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
6 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392557 CV 06-2223
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding van aannemingsovereenkomst en terugbetaling van aanneemsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 6 september 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst die op 31 mei 2005 was gesloten. [eiseres] vorderde een verklaring voor recht dat de overeenkomst partieel was ontbonden, omdat [gedaagde] zijn verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde], die niet had voldaan aan de overeengekomen werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] in verzuim was geraakt door niet tijdig de werkzaamheden te voltooien, wat [eiseres] het recht gaf om de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.

De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van een bedrag van € 2.485,00 toegewezen, alsook een bedrag van € 1.118,75 ter zake de aanneemsom, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de expertisekosten van € 492,66 en buitengerechtelijke kosten van € 357,00 toegewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en dat de tekortkomingen in de uitvoering van de werkzaamheden niet van geringe betekenis waren. De kosten van de procedure zijn aan [gedaagde] opgelegd, aangezien hij in het ongelijk werd gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van nakoming van contractuele verplichtingen en de gevolgen van tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank heeft de partijen in hun proceskosten veroordeeld, waarbij [gedaagde] de kosten van [eiseres] diende te vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 392557 CV 06-2223
vonnis d.d. 6 september 2006
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mw.mr. B. Verhulst, van Das Rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 de dagvaarding d.d. 20 maart 2006, met producties;
1.2 de conclusie van antwoord, alsmede het aanvullend antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van repliek, tevens akte vermeerdering en/of wijziging van eis, met producties;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
[eiseres] heeft -na vermeerdering van eis- gevorderd om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. primair, [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de overeenkomst d.d. 19 september 2005, inhoudende een verklaring voor recht dat de overeenkomst partieel is ontbonden in dier voege dat de door [gedaagde] bedongen aanneemsom met €.4.554,20 wordt verminderd en [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 2.485,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2005 tot de dag der algehele voldoening;
b. subsidiair, een verklaring voor recht dat de overeenkomst partieel is ontbonden in dier voege dat de door [eiseres] te betalen aanneemsom wordt verminderd met een bedrag van € 2.485,00 en [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 1.118,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2006 tot de dag der algehele voldoening;
c. meer subsidiair, de overeenkomst partieel te ontbinden in dier voege dat de door [eiseres] te betalen aanneemsom wordt verminderd met een bedrag van € 2.485,00 en [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 1.118,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2006 tot de dag der algehele voldoening;
d. meer meer subsidiair, [gedaagde] te veroordelen de aanneemovereenkomst afdoende na te komen overeenkomstig de rapportage van CED Nomex onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft.
Zowel primair, als subsidiair, als meer subsidiair en meer meer subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 175,00 ter zake van herstelkosten te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede een bedrag van € 535,50 ter zake van de buitengerechtelijke kosten en een bedrag ad € 492,66 ter zake de expertisekosten, dit alles te vermeerderen met proceskosten.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. tussen partijen is op of omstreeks 31 mei 2005 een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] -kort gezegd- de verplichting is aangegaan tot het installeren van twee badkamers inclusief sloopwerk, tegen een door [eiseres] te betalen bedrag van € 9.108,41 inclusief btw;
b. tussen partijen is afgesproken dat de werkzaamheden zouden aanvangen op 11 juli 2005 en dat de werkzaamheden eind augustus 2005 voltooid zouden zijn;
c. bij aangetekend schrijven d.d. 5 oktober 2005 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om de overeengekomen werkzaamheden uiterlijk 13 oktober 2005 te hervatten en voort te zetten en wel zodanig dat er geen onnodig oponthoud meer plaats vindt, bij gebreke waarvan [gedaagde] in verzuim wordt gesteld en met de aankondiging dat in rechte een ontbinding van de aannemingsovereenkomst zal worden gevorderd onder terugvordering van de helft van de aanneemsom, alsmede dat de nog uit te voeren werkzaamheden door derden op kosten van [gedaagde] zullen worden uitgevoerd;
d. bij schrijven d.d. 13 oktober 2005 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bevestigd dat tussen hen is afgesproken dat wordt afgezien van het slopen van de bestaande badkamer en bij welk schrijven [eiseres] verzoekt om een nieuwe offerte te ontvangen met het juiste bedrag;
e. bij brief van 14 oktober 2005 wordt [gedaagde] door [eiseres] nogmaals in de gelegenheid gesteld de overgebleven overeengekomen werkzaamheden te voltooien en wel voor 21 oktober 2005, bij gebreke waarvan [gedaagde] in verzuim wordt gesteld met een herhaling van de aankondiging zoals hierboven onder sub c. is vermeld;
f. bij aangetekend schrijven van 24 oktober 2005 heeft [eiseres] -aangezien de werkzaamheden door [gedaagde] niet zijn verricht/voltooid- voornoemde aanneemovereenkomst partieel ontbonden in dier voege dat [eiseres] de aanneemsom evenredig vermindert met de niet uitgevoerde werkzaamheden en waarbij zij -conform aankondiging- de helft van de aanneemsom terugvordert;
g. op verzoek van [eiseres] heeft expertiseburo CED Nomex op 28 november 2005 -in het bijzijn van beide partijen- het werk opgenomen, van welke bevindingen de ingeschakelde expert op 19 december 2005 een rapport heeft uitgebracht;
h. in voornoemd rapport wordt aangegeven dat het tot nu toe uitgevoerde werk door [gedaagde] goed is uitgevoerd en wordt tevens een opsomming gegeven van de nog uit te voeren werkzaamheden, welke kosten van de nog uit te voeren werkzaamheden worden beraamd op een bedrag van € 1.600,00 inclusief btw;
i. in het rapport wordt tevens melding gemaakt dat [eiseres] heeft aangegeven dat de kleine badkamer niet door [gedaagde] is gesloopt, terwijl deze werkzaamheden wel werden geoffreerd, welk ‘minderwerk’ wordt begroot op een bedrag van
€ 245,00 inclusief btw;
j. het ‘minderwerk’ met betrekking tot het tegelen, inclusief materialen, van de tweede badkamer wordt begroot op een bedrag van € 640,00 inclusief btw;
k. door de expert zijn bij [eiseres] -bij factuur d.d. 16 december 2005- kosten in rekening gebracht terzake de uitgevoerde expertise, ten bedrage van € 492,66 inclusief btw;
l. bij brief van 23 december 2005 heeft [eiseres] aan [gedaagde] de mogelijkheid geboden om aan haar de werkelijk geleden schade te voldoen ad € 2.485,00, in plaats van terugvordering van de helft van de aanneemsom;
m. op de totale aanneemsom heeft [eiseres] tot op heden een bedrag van € 7.742,16 inclusief btw aan [gedaagde] betaald.
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst ten grondslag.
Primair stelt zij dat tussen partijen op 19 september 2005 een overeenkomst is gesloten, waarbij is overeengekomen dat voornoemde aanneemovereenkomst partieel is ontbonden in dier voege dat de aanneemsom van € 9.108,41 met de helft wordt verminderd, zijnde een vermindering met een bedrag van € 4.554,20.
Subsidiair stelt [eiseres] dat de overeenkomst tussen partijen (buitengerechtelijk) partieel is ontbonden, waarbij zij aanspraak maakt op terugbetaling van een bedrag van € 2.485,00, zijnde de tegenwaarde van de niet door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden.
De meer (meer) subsidiaire vorderingen zijn hierboven reeds verwoord onder 2 sub c. en d.
Daarnaast stelt [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk voor een beschadiging van het schilderwerk van een buitenmuur door een onderaannemer van [gedaagde]. De kosten van herstel van deze beschadiging worden beraamd op een bedrag van
€ 175,00. Voorts vordert [eiseres] van [gedaagde] de expertisekosten ten bedrage van € 492,66.
Aangezien betaling door [gedaagde] is uitgebleven maakt [eiseres] tevens aanspraak op vergoeding van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 535,50 en op wettelijke rente.
3.3
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de badkamer op een paar kleine dingen na, geheel is opgeleverd. [gedaagde] geeft aan dat hij niet verder kon met de werkzaamheden, omdat de spullen die [eiseres] aan zou leveren, niet compleet waren. Hij erkent dat het kitwerk en de plafondverlichting nog afgewerkt moeten worden, waarvoor [eiseres] niet hoeft te betalen. Daarnaast stelt hij meerwerk te hebben verricht. Tevens geeft hij aan dat de tweede badkamer niet is gesloopt. Volgens hem hoeft [eiseres] hem niets meer te betalen, maar hij betwist een aanvullende betaling aan haar verschuldigd te zijn. [gedaagde] stelt goed werk te hebben geleverd, hetgeen ook blijkt uit het deskundigenrapport en hij voert aan geen enkele schade te hebben aangericht.
3.4
Primair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zij op 19 september 2005 met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten waarin is bepaald dat indien [gedaagde] er niet in zou slagen dat de overeengekomen werkzaamheden eind september 2005 gereed zouden zijn, [eiseres] niet langer gebruik zou maken van de diensten van [gedaagde] en dat [eiseres] dan slechts de helft van de aanneemsom verschuldigd zou zijn. Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] hiermee akkoord zou zijn gegaan, overlegt [eiseres] een computeruitdraai van www. bouwlink. nl. Hieruit blijkt dat op een forumsite een aantal vragen van [eiseres] zijn beantwoord. Op deze computeruitdraai zijn met de hand ook een aantal aantekeningen geplaatst waaronder de volgende termen: ‘ultimatum’, ‘eind september’, ‘per 1-10 procedure’, ‘stoppen geld terug voor de helft’. Onderaan de uitdraai staat handgeschreven vermeld: ‘uitgereikt 17-9-2005 aan M.P. Tegelwerken te [woonplaats]’.
[gedaagde] heeft weliswaar niet betwist dat hij deze computeruitdraai -zoals door [eiseres] gesteld- op 19-9-2005 voor akkoord heeft ondertekend, doch daaruit blijkt nog niet zonder meer dat partijen zouden zijn overeengekomen dat [eiseres] slechts de helft van de aanneemsom ad € 4.554,20 verschuldigd zou zijn. De aantekening ‘geld terug voor de helft’ is daartoe volstrekt onvoldoende, nu hierbij niet is vermeld wat de hoogte is van het bedoelde bedrag. Gezien het door [gedaagde] gevoerde verweer dat [eiseres] geen recht heeft op een aanvullende betaling van zijn zijde- wordt geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat er tussen partijen overeenstemming bestond over het gegeven dat [eiseres] onder de reeds genoemde omstandigheden slechts de helft van de aanneemsom verschuldigd zou zijn. Bij gebreke van overeenstemming tussen partijen in dat kader kan [eiseres] in de onderhavige procedure geen nakoming van [gedaagde] vorderen. De primaire vordering van [eiseres] dient derhalve te worden afgewezen.
3.5
Subsidiair stelt [eiseres] dat zij de overeenkomst met [gedaagde] partieel heeft ontbonden en wel bij schrijven van 13 oktober 2005 ter zake de sloop en betegeling van de tweede/bestaande badkamer en bij schrijven van 24 oktober 2005 ter zake de nog niet afgeronde werkzaamheden door [gedaagde].
3.6
Voorop staat dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat tussen partijen is overeengekomen dat hij de betreffende werkzaamheden eind augustus 2005 zou hebben voltooid. [gedaagde] heeft in de onderhavige procedure erkend dat het kitwerk, de plafondverlichting en het slopen van de tweede badkamer, niet zijn uitgevoerd. Hiermee staat de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] derhalve vast.
3.7
[gedaagde] heeft ook niet weersproken dat hij de brieven van [eiseres] d.d. 13 en 24 oktober 2005 heeft ontvangen. Gezien de inhoud van voornoemde brieven, is [gedaagde] -door niet over te gaan tot het voltooien van de overeengekomen werkzaamheden- in verzuim geraakt. In de brieven heeft [eiseres] aangegeven dat zij de overeenkomst (buitengerechtelijk) partieel ontbindt en heeft zij aangekondigd dat de aanneemsom evenredig wordt verminderd met de door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden. Gezien het voorgaande is de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst derhalve in beginsel buitengerechtelijk ontbonden.
3.8
[gedaagde] heeft niet gesteld -noch anderszins is gebleken- dat [gedaagde] voor de onderhavige procedure verweer heeft gevoerd tegen de door [eiseres] ingeroepen partiële ontbinding van de overeenkomst. Voor zover [gedaagde] met het door hem in deze procedure gevoerde verweer heeft willen aangeven dat de tekortkoming -gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, wordt als volgt geoordeeld.
3.9
[eiseres] heeft reeds in haar brief van 24 oktober 2005 aan [gedaagde] aangekondigd dat zij een expert zou inschakelen om het werk op te nemen.
De expert heeft geconstateerd dat een zestal werkzaamheden door [gedaagde] niet zijn afgerond, welke werkzaamheden hierna genummerd worden aangegeven. [gedaagde] heeft in de onderhavige procedure erkend dat het kitwerk (1) en de plafondverlichting (2) nog afgewerkt moeten worden en dat [eiseres] hiervoor niet hoeft te betalen.
Ten aanzien van het aansluiten van een badkamerventilator (3), alsmede het aanpassen van het elektrawerk (4), is door [gedaagde] in het geheel geen verweer gevoerd, zodat het ervoor wordt gehouden dat ook deze werkzaamheden -zoals door [eiseres] gesteld en in het expertiserapport vermeld- niet door [gedaagde] zijn voltooid.
Wat betreft het aanbrengen van een spiegel en planchet (5), alsmede van het bedieningspaneel (6), heeft [eiseres] gesteld dat zij met [gedaagde] is overeengekomen dat deze werkzaamheden niet door [gedaagde] hoefden te worden verricht. Aangezien er sprake is van minderwerk in dat kader, wenst [eiseres] de kosten gepaard gaand met het aanbrengen van voornoemde zaken, op de aanneemsom verminderd te zien. [eiseres] erkent dat zij zelf zou zorgdragen voor het leveren van bedoelde zaken, hetgeen niet tijdig is gebeurd. Doch dit laat onverlet dat er sprake is van minderwerk. Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat dit minderwerk als het ware weg zou vallen tegen door hem uitgevoerd meerwerk, wordt hieraan voorbij gegaan. Door [eiseres] wordt immers betwist dat door [gedaagde] meerwerk is uitgevoerd, terwijl [gedaagde] zijn stelling dat er meerwerk zou zijn verricht op geen enkele wijze nader gemotiveerd onderbouwd en hij ook geen bewijs aanbiedt van deze stelling.
Tot slot erkent [gedaagde] -zoals ook in het expertiserapport is vermeld- dat is overeengekomen om de tweede badkamer niet meer te slopen, hetgeen -in het onderhavige geval- impliceert dat deze ook niet opnieuw betegeld zou worden.
Het voorgaande brengt met zich mee dat niet gezegd kan worden dat er sprake is van een bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming. [eiseres] had derhalve goede gronden om tot partiële ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Deze partiële ontbinding is middels de brieven van [eiseres] in oktober 2005 ook daadwerkelijk buitengerechtelijk geëffectueerd, met als gevolg dat de subsidiaire vordering van [eiseres] inhoudende een verklaring voor recht dat de overeenkomst partieel is ontbonden, zal worden toegewezen.
3.1
Het gevolg van de partiële ontbinding van de aannemingsovereenkomst is dat op [gedaagde] de verbintenis komt te rusten tot terugbetaling van de reeds door hem ontvangen bedragen, voor zover die betrekking hebben op het niet door [gedaagde] uitgevoerde werk.
Aangezien [gedaagde] de hoogte van de in het expertiserapport genoemde bedragen, met betrekking tot de tegenwaarde van de niet uitgevoerde werkzaamheden voor een totaalbedrag van € 2.485,00- niet heeft betwist, is -gezien hetgeen hiervoor is overwogen- de vordering van [eiseres] tot veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van dit bedrag, toewijsbaar. Daar uit de overgelegde betalingsbewijzen is gebleken dat [eiseres] op de totale aanneemsom van € 9.108,41 een bedrag van € 1.366,25 onbetaald heeft gelaten, zal het gevorderde bedrag van € 1.118,75 worden toegewezen.
3.11
Door [eiseres] wordt bij conclusie van repliek een vergoeding gevorderd voor herstelkosten ter zake een beschadiging aan de buitenmuur van de woning van [eiseres]. Door [gedaagde] wordt betwist dat hij deze schade zou hebben veroorzaakt. Geoordeeld wordt dat [eiseres] op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt dat de bewuste schade door [gedaagde] (dan wel één van zijn aannemers) is veroorzaakt. Het overleggen van een foto waarop de beschadiging is te zien, is hiertoe onvoldoende, aangezien hieruit niet blijkt door wie de beschadiging is veroorzaakt. Nu [eiseres] geen bewijs heeft aangeboden van haar stelling, wordt dit onderdeel van haar vordering afgewezen.
3.12
De door [eiseres] gevorderde vergoeding voor gemaakte expertisekosten ten bedrage van € 492,66, zal worden toegewezen. Als op de wet gegrond komen deze redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, voor vergoeding in aanmerking.
3.13
[eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben een heeft vergoeding daarvan gevorderd. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de gevorderde kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Gezien de hoogte van de toewijsbare hoofdsom wordt als vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke kosten het redelijke en gebruikelijke bedrag toegewezen van € 357,00.
3.14
Wegens betalingsverzuim van [gedaagde] is ook de wettelijke rente toewijsbaar en wel zoals -onbetwist- gevorderd vanaf 6 januari 2006.
3.15
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat de tussen [eiseres] en [gedaagde] gesloten aannemingsovereenkomst d.d. 31 mei 2005 partieel is ontbonden in dier voege dat de door [eiseres] te betalen aanneemsom wordt verminderd met een bedrag van € 2.485,00;
- veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- een bedrag van € 1.118,75 ter zake de aanneemsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2006 tot de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 492,66 ter zake expertisekosten;
- een bedrag van € 357,00 ter zake buitengerechtelijk incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 580,87, waaronder een bedrag van € 300,00 als salaris gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.