ECLI:NL:RBBRE:2006:AY7070

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
382883 CV 06-404
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming ziektekosten voor zelfstandige deeltijd docente onder Ziektekostenregeling Hoger Beroepsonderwijs

In deze zaak vorderde eiseres, een deeltijd docente bij Avans, een tegemoetkoming in de ziektekosten op basis van de Ziektekostenregeling Hoger Beroepsonderwijs (ZHBO). Eiseres was sinds 1 februari 2001 werkzaam bij Avans en daarnaast als zelfstandige freelance curator. De ZHBO biedt een tegemoetkoming in de ziektekosten voor werknemers met een arbeidsovereenkomst bij een hogeschool, maar sluit zelfstandigen uit die meer dan de helft van de kalenderdagen zelfstandig verzekerd zijn onder de Ziekenfondswet. Eiseres was verplicht verzekerd onder deze wet en had in de periode van 1 februari 2001 tot en met 31 december 2005 geen tegemoetkoming ontvangen van Avans.

De kantonrechter oordeelde dat Avans terecht geen tegemoetkoming had verleend. De rechter volgde de overwegingen van het Hof Amsterdam en de Centrale Raad van Beroep, die stelden dat de wetgever de zelfstandigen in de Ziekenfondswet had opgenomen om hen te beschermen, maar dat dit niet betekende dat Avans verplicht was om een tegemoetkoming te bieden aan zelfstandigen die ook als docent werkzaam zijn. De rechter benadrukte dat de keuze van eiseres om als zelfstandige te werken en de wetgeving die haar verplicht verzekerde, niet de verantwoordelijkheid van Avans was. De verschillen in behandeling van docenten met en zonder nevenwerkzaamheden waren gerechtvaardigd, omdat deze verschillen een redelijke en objectieve rechtvaardiging hadden.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde tot €600,-- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2006.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 382883/CV/06-404
vonnis d.d. 30 augustus 2006
inzake
[naam eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
gemachtigde: mr M.E. Zweers, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de stichting STICHTING AVANS,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde,
gemachtigde: mw mr Y.E.M. Jurjus.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 28 juni 2006 en de daarin genoemde stukken;
b. de aantekeningen gemaakt op de zitting van 23 augustus 2006 met daaraan gehecht de pleitnotities van S.F. van Merwijk en mw mr Y.E.M. Jurjus.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
[eiseres] vraagt veroordeling van Avans tot betaling van €.4.799,06 vermeerderd met rente en kosten.
3. De beoordeling
3.1. [eiseres] is sedert 1 februari 2001 als docente in deeltijd werkzaam bij Avans (respectievelijk haar rechtsvoorganger). Sinds 2000 is zij daarnaast als zelfstandige werkzaam als freelance curator.
Voor werknemers van Avans is de Ziektekostenregeling Hoger Beroepsonderwijs ZHBO, deel A & deel B (verder ZHBO) van toepassing. Deze regeling bepaalt, dat iedere werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een hogeschool als genoemd in de CAO-HBO een tegemoetkoming in de ziektekosten ontvangt over elke kalendermaand waarop de arbeidsovereenkomst ziet. Artikel 3, lid 1 onder a ZHBO bepaalt evenwel:
1. de betrokkene ontvangt voor zichzelf geen tegemoetkoming over een kalendermaand, waarin hij gedurende meer dan de helft van het aantal kalenderdagen behoort tot een van de volgende categorieën:
a. degenen die zelfstandig verplicht verzekerd zijn krachtens de Ziekenfondswet;
b. etc.
Met ingang van 1 januari 2002 trad de Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen in werking. In die Wet is de kring van verplicht verzekerden krachtens de Ziekenfondswet uitgebreid met zelfstandigen wier inkomen niet meer bedraagt dan de relevante ziekenfondsgrens.
[eiseres] is over de periode van 1 februari 2001 tot en met 31 december 2005 verplicht verzekerd geweest krachtens de Ziekenfondswet en is voor de betaling van de premie, het werkgevers- en het werknemersdeel, aangeslagen door de Belastingdienst. Het toetsingsinkomen lag in die jaren binnen de relevante ziekenfondsgrens. [eiseres] heeft in de genoemde periode geen tegemoetkoming ziektekosten van Avans ontvangen. In deze procedure vraagt zij veroordeling van Avans tot betaling van de tegemoetkoming ziektekosten.
3.2. Avans weerspreekt de vordering van [eiseres]. Zij stelt, dat de regeling ZHBO een regeling is, die door de CAO-partijen binnen het hoger beroepsonderwijs als een bindende regeling is vastgesteld en dat [eiseres] op basis van artikel 3 van de ZHBO uitgesloten wordt van het recht op een tegemoetkoming ziektekosten. De regeling biedt geen ruimte voor een eigen invulling. Voor zover een tegemoetkoming zou worden toegewezen zou dat een vergoeding moeten zijn naar rato van de omvang van het dienstverband.
3.3. Partijen hebben in hun conclusies uitgebreid het arrest van het Gerechtshof Den Bosch van 16 december 2003 (LJN AO2376) besproken. [eiseres] heeft de uitspraak en de overwegingen omarmd, Avans heeft het arrest in kritische zin besproken. Inmiddels heeft het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 20 januari 2005 ook een uitspraak gedaan in een soortgelijke zaak. Dat Hof heeft geheel anders geoordeeld dan het Hof Den Bosch en juist de onderwijsinstelling in het gelijk gesteld. De uitspraak van het Hof is samengevat in de conclusie van de advocaat- generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2006 (LJN: AW2091). Verder kan nog gewezen worden op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2005 (LJN: AT5550) waarin eveneens in een vergelijkbare zaak geoordeeld is, dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel (dat ook [eiseres] doet en waarvoor zij steun vindt in het arrest van het Hof Den Bosch) niet kan slagen.
3.4. [eiseres] beroept zich als gezegd op het gelijkheidsbeginsel. Zij stelt, dat sedert de invoering van de Wet zelfstandigen in de ziekenfondswet voor onderwijsgevenden, die tevens werkzaamheden als zelfstandige verrichten een ongelijke situatie is ontstaan ten opzichte van hun collega’s. Dit geldt zowel ten opzichte van collega’s zonder nevenwerkzaamheden als zelfstandige als ten opzichte van collega’s die neveninkomsten hebben als zelfstandige boven de ziekenfondsgrens. Immers beide categorieën ontvangen een tegemoetkoming ziektekosten. Zij stelt, dat er geen objectieve rechtvaardiging is voor het maken van onderscheid tussen onderwijspersoneel dat wel of niet als zelfstandige ingevolge de Ziekenfondswet is verzekerd. De omstandigheid dat zij als kleine zelfstandige werkt is een omstandigheid die niet voor haar rekening en risico moet komen. Zij volgt hierin, kort gezegd, de overwegingen van het Hof Den Bosch.
Avans wijst erop, dat de ZHBO geen onderscheid maakt tussen onderwijspersoneel dat wel of niet als zelfstandige is verzekerd maar tussen personeel dat wel of niet zelfstandig verplicht is verzekerd krachtens de Ziekenfondswet. “Zelfstandig” verwijst in de regeling naar het zelfstandig verzekerd zijn, in tegenstelling tot het meeverzekerd zijn onder sub b. van dat artikel. In de regeling wordt dus een gevarieerde categorie docenten uitgesloten onder wie niet alleen de kleine zelfstandigen, zoals [eiseres], maar ook degenen die bijvoorbeeld een (klein) dienstverband buiten het onderwijs hebben. Avans wijst erop, dat het zogenaamde complementaire stelsel niet doorbroken is door de uitsluitingsbepaling in de ZHBO-regeling maar doordat de ziekenfondswetgeving enerzijds onderwijsgevenden uitsluit van de verplichte ziekenfondsverzekering en anderzijds de onderwijsgevenden die tevens op basis van andere inkomsten zelfstandig verplicht verzekerd zijn verplicht tot het betalen van ziekenfondspremie over het loon dat als onderwijsgevende wordt genoten. De uitspraak van het Hof Den Bosch komt er eigenlijk op neer, dat problemen, die door de ziekenfondswetgeving worden opgeroepen op het bord van de onderwijsinstellingen worden gelegd.
3.5. De kantonrechter is van oordeel, dat Avans het gelijk aan haar zijde heeft. Hij volgt in feite de overwegingen van het Hof Amsterdam en de Centrale Raad van Beroep. Op grond van een beslissing van de wetgever is [eiseres] verplicht verzekerd in de zin van de Ziekenfondswet. Met de woorden van de Centrale Raad: “Het gaat hierbij om een sociale maatregel die in het belang is geacht van de zelfstandigen van wie het inkomen naar hoogte binnen een bepaalde inkomenscategorie valt. Voor de betrokkenen geldt de verzekering als verplicht en de hoogte van de premie is goeddeels inkomens gerelateerd, waarbij het beginsel van onderlinge solidariteit van betekenis is. Dit brengt met zich mee dat de bepaling niet voor iedere zelfstandige die het betreft financieel even gunstig behoeft uit te pakken”.
[eiseres] heeft inkomen als zelfstandige, uit dat inkomen kan zij de ziekenfondspremie betalen en het gevolg is, dat zij verzekerd is tegen ziektekosten. Avans heeft hierop geen invloed. Het is de keuze van [eiseres] om als zelfstandige werkzaam te zijn en het was de keuze van de wetgever om [eiseres] tegemoet te komen als kleine zelfstandige door voor haar de toegang tot het ziekenfonds mogelijk te maken. Het enkele feit, dat [eiseres] als zelfstandige ook nog werkzaam is als docent bij Avans en Avans geen tegemoetkoming in de premie ziektekostenverzekering betaalt aan degenen die ingevolge het wettelijk stelsel zelfstandig verplicht verzekerd zijn brengt niet met zich, dat Avans niet als een goed werkgever zou handelen, in het bijzonder omdat zij in strijd met een gelijkheidsbeginsel zou handelen. Immers de verschillen tussen de door [eiseres] genoemde categorieën docenten met en zonder nevenbetrekking en met of zonder werkzaamheden als zelfstandige leveren evenzoveel verschillen op die een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor verschillen in toekenning van de tegemoetkoming opleveren.
Samengevat: de positie van [eiseres] wijkt in relevant opzicht af van die van andere aan de Stichting verbonden docenten zodat niet kan worden gezegd dat ten onrechte onderscheid wordt gemaakt doordat aan [eiseres] niet en aan andere werknemers wel een tegemoetkoming wordt toegekend.
De vordering van [eiseres] moet mitsdien worden afgewezen.
4. De kosten
Eiseres moet als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot deze uitspraak begroot op €.600,-- als salaris voor de gemachtigde van gedaagde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr H. de Ruijter en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terecht-zitting van 30 augustus 2006.