A. [gedaagde] is eigenaresse van het perceel kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie M, nr. 9771, totaal groot 0.03.66 ha, plaatselijk bekend Pieter Vreedeplein nr. 5 en van de daarop bevindende opstal van één bouwlaag.
B. Voornoemd perceel is begrepen in het bouwplan Pieter Vreedeplein e.o. Het plan voorziet ter plaatse in de verwijdering van de op het perceel staande opstal en opname van het perceel in een nieuw te bouwen complex. Dit complex voorziet in de bouw van een ondergrondse parkeergarage, winkelruimte, een bioscoopcomplex, een fietsen-stalling en 116 appartementen.
C. De raad van de gemeente heeft op 28 februari 2005 besloten tot onteigening van het perceel van [gedaagde].
D. Bij beschikking van 6 juni 2005 heeft deze rechtbank op de voet van artikel 54a Onteigeningswet (Ow) een rechter-commissaris en drie deskundigen benoemd om een voorlopig oordeel omtrent de schadeloosstelling te geven.
E. De vervroegde plaatsopneming door de deskundigen heeft op 13 juni 2005 plaats-gevonden.
F. Medio 2005 is de bouw van voornoemd complex rechtmatig aangevangen. Het verkeert thans in een vergevorderd stadium. Door de bouw is het perceel op de bouwplaats komen te liggen en wordt het geheel ingesloten door het nieuwbouwcomplex. [gedaagde] benut het op het perceel staande gebouw al enige tijd niet meer.
G. Bij Koninklijk besluit van 1 december 2005 heeft de kroon het raadsbesluit van de gemeente van 28 februari 2005 tot onteigening van het perceel van [gedaagde] goedgekeurd.
H. Op 24 januari 2006 is het voorlopig deskundigenbericht omtrent de schadeloosstelling uitgebracht.
I. Bij exploit van 25 januari 2006 heeft de gemeente [gedaagde] doen dagvaarden voor deze rechtbank en gevorderd in haar naam vervroegd de onteigening uit te spreken van het perceel van [gedaagde], met bepaling van een voorschot op de aan [gedaagde] toe te kennen schadeloosstelling.
J. Bij vonnis van 7 juni 2006 heeft deze rechtbank de vordering van de gemeente toegewezen en het voorschot op de schadeloosstelling bepaald op € 600.000,--.
K. [gedaagde] heeft tegen voornoemd vonnis tijdig beroep in cassatie ingesteld onder aanvoering van één middel. Het middel voert aan dat de rechtbank de vordering van de gemeente tot vervroegde onteigening niet direct had mogen toewijzen, omdat de gemeente in strijd met artikel 54g Ow [gedaagde] niet binnen twee maanden na de datum waarop de vervroegde plaatsopneming heeft plaatsgevonden heeft doen dagvaarden. Volgens [gedaagde] had de rechtbank nader onderzoek door de deskundigen moeten gelasten en/of een aanvullende plaats opneming en/of het nader bestuderen van de meer recente gegevens sedert de vorige plaatsopneming op 13 juni 2005. [gedaagde] concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
L. De gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De gemeente heeft voorts om een versnelde behandeling verzocht. De Hoge Raad heeft de schriftelijke toelichting van partijen bepaald op 13 oktober 2006.
M. Bij brief van 7 juli 2006 heeft mr. De Groot namens de gemeente en de CV [gedaagde] een voorstel gedaan, inhoudende – kort gezegd – primair intrekking van het ingestelde cassatieberoep en subsidiair het vervroegd in gebruik geven van het perceel Pieter Vreedeplein nr. 5, beide tegen aanbieding van een schadeloosstelling. [gedaagde] is niet binnen de gestelde termijn met het voorstel akkoord gegaan.