1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres]
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Van Asselt, advocaat te Roosendaal.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 11 november 2005 te Prinsenbeek, gemeente Breda, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personen-
auto), daarmede rijdende over de weg, het Velsgoed, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaats-
gevonden
door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig
rijdend met dat door hem bestuurde motorrijtuig over dat Velsgoed een in die
weg gelegen door een bord volgens model L2 van bijlage 1 van het Reglement
Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangeduide voetgangersoversteekplaats,
op- en/of over te rijden
=kort voor welke voetgangersoversteekplaats dwars op de rijbaan van die weg
een verkeerdrempel (snelheidsremmer) was aangebracht=
zulks terwijl een voetganger bezig was via voormelde voetgangersoversteek-
plaats de rijbaan van die weg over te steken,
waardoor er een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig en voormelde voetganger,
waardoor althans mede waardoor die voetganger, genaamd [slach[slachtoffer], werd
gedood, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten zeer
ernstig hersenletsel en/of schedelbasisfracturen en/of een fractuur van het
rechteronderbeen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht
in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2005 te Prinsenbeek, gemeente Breda, als
bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar
verkeer openstaande weg, het Velsgoed, een voetganger, genaamd [slach[slachtoffer],
die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt
stond een voetgangersoversteekplaats over te steken, niet heeft laten voorgaan;
art 49 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende:
Aan verdachte is – kort gezegd - ten laste gelegd dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan de heer [slachtoffer] is overleden. Om tot een bewezenverklaring hiervan te komen dient vastgesteld te kunnen worden dat verdachte zich ten minste in aanzienlijke mate onvoorzichtig heeft gedragen.
Dat de heer [slachtoffer] op het Velsgoed in Prinsenbeek door verdachte in zijn personenauto werd aangereden, lijdt geen twijfel. Dat hij tengevolge van dat ongeval is komen te overlijden staat ook vast. De vraag is echter of verdachte daar in aanzienlijke mate schuld aan heeft.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op het Velsgoed aan de weg werd gewerkt en dat voor de voetgangersoversteekplaats aldaar een verkeersdrempel was aangebracht. Middels een verkeersbord was aangegeven dat de maximumsnelheid 30 kilometer per uur betrof. Het was ten tijde van het ongeval in beide richtingen druk op de weg. Op dat moment was het nog donker, regende het en volgens getuige [naam getuige] was het ter plaatse redelijk slecht verlicht. Voorts werd het zicht op het wegverloop door de ingestelde tijdelijke verkeersmaatregelen beperkt en werd men door de hoeveelheid aan bebording van het overige verkeer afgeleid. Ter zitting gaf verdachte aan dat hij de weg en de verkeersomstandigheden kende. Voorts verklaarde hij dat hij met een snelheid tussen de 15 en 20 kilometer per uur reed en dat het vrijwel onmogelijk was om daar met een hogere snelheid over die eerdergenoemde verkeersdrempel te rijden. Bij het naderen van die oversteekplaats, zo verklaarde verdachte, heeft hij gekeken of hij een voetganger zag. Hij heeft het slachtoffer, de heer [slachtoffer], niet gezien. Getuige [naam getuige] verklaarde ook dat zij [slachtoffer] niet had zien komen aanlopen.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het ongeval plaatsvond in een moment van onoplettendheid bij verdachte en dat niet kan worden geoordeeld dat verdachte zich in aanzienlijke mate onvoorzichtig heeft gedragen. In het bijzonder overweegt de rechtbank hierbij dat niet is komen vast te staan dat verdachte zijn rijgedrag niet heeft aangepast aan de genoemde verkeersomstandigheden. Gelet hierop zal verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
7.2 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 11 november 2005 te Prinsenbeek, gemeente Breda, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Velsgoed, een voetganger, genaamd [slach[slachtoffer], die op een voetgangersoversteekplaats overstak , niet heeft laten voorgaan;
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Overtreding van artikel 49, tweede lid van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het onder primair ten laste gelegde op te leggen een werkstraf van éénhonderd uren en zes maanden ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het – onder subsidiair bewezen verklaarde - niet laten voorgaan van een voetganger op een voetgangersoversteekplaats.
Deze verkeersovertreding heeft een ernstig verkeersongeval tot gevolg gehad. Het slachtoffer hiervan is immers overleden. Nu de rechtbank verdachte echter strafrechtelijk niet verantwoordelijk houdt voor de gevolgen van het ongeval en verdachte van het primair ten laste gelegde feit vrijspreekt, is zij van oordeel dat deze gevolgen niet bepalend mogen zijn bij de strafbepaling.
Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte voor zowel het ongeval als de uiteindelijke gevolgen daarvan de volle verantwoordelijkheid heeft genomen. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat verdachte na het ongeval contact heeft gezocht met de familie van het slachtoffer. Ter zitting is de rechtbank voorts gebleken dat verdachte psychische problemen heeft als gevolg van dit ongeval en daar nog zichtbaar moeite mee heeft.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de gevolgen die het feit voor verdachte hebben, zal zij hem schuldig verklaren zonder hem een straf of maatregel op te leggen.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 9a, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13/14, 177, 178 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 49, 92 en 121 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 7.2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Breeman en mr. Kouwenhoven, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Paulus en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 augustus 2006.