RECHTBANK BREDA
Sector kanton
zaak/rolnr.: 385985 CV EXPL 06-1028
[eiser],
wonende te [adres],
eiser in de hoofdzaak / verweerder in het incident,
procederend krachtens voorwaardelijke toevoeging nr. 1DE 9130,
hierna te noemen “[eiser]”,
gemachtigde: mr. P.H.G.C. Gremmen te [adres],
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
statutair en feitelijk gevestigd te [adres],
gedaagde in de hoofdzaak / eiseres in het incident,
hierna te noemen “[gedaagde]”,
gemachtigde: mw. mr. M.G.H. Terhorst te Weert.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
in de hoofdzaak en in het incident:
1.1 het exploot van dagvaarding van 31 januari 2006, met producties;
1.2 de incidentele conclusie tot voeging tevens conclusie van antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van antwoord in het incident tevens vermeerdering van eis, met producties.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
[eiser] vordert in de hoofdzaak, na vermeerdering van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
a. het gegeven ontslag als kennelijk onredelijk per 1 augustus 2005 te vernietigen;
b. [gedaagde] te veroordelen om hem met onmiddellijke ingang op een hem passende en naar krachten en bekwaamheden berekende functie tewerk te stellen op het bedrijf van [gedaagde] te [adres] dan wel [adres] of bij 1 van de zusterbedrijven in Nederland;
c. [gedaagde] te veroordelen om aan hem vanaf 8 juli 2003 onverkort, behoudens ontvangen sociale uitkeringen, alle hem toekomende loon- en emolumentenbetalingen te voldoen;
d. [gedaagde] te veroordelen aan hem een in goede justitie te bepalen schadevergoeding te doen toekomen wegens (im)materiële schade die hij de afgelopen jaren en in het bijzonder na 2004 heeft geleden als gevolg van de gedragingen van [gedaagde] jegens hem;
Subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een dusdanige afkoopsomvergoeding, zodat hij vanaf 8 juli 2003 op basis van zijn in de dagvaarding genoemd maandinkomen gedurende drie jaar vanaf datum uitspraak de kans heeft zich middels omscholing de eerder reeds begonnen opleiding voor onderwijsbevoegdheid te kunnen behalen, althans een dusdanige afkoopsom als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
Primair en subsidiair:
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] concludeert in de hoofdzaak tot het bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk verklaren van [eiser] in zijn vorderingen, althans afwijzing hiervan, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde] vordert in het incident voeging van de onderhavige zaak met de zaak tussen dezelfde partijen aanhangig onder zaak/rolnummer 386022 CV EXPL 06-1058.
[eiser] concludeert tot verwerping van het incident tot voeging.
In de hoofdzaak en in het incident:
3.1 De kantonrechter gaat onder meer uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten:
? [eiser] is op 1 oktober 1989 bij [gedaagde] in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als lijnoperator 5-ploegendienst;
? Partijen verschillen van mening over de hoogte van het laatst door [eiser] genoten salaris;
? Bij beschikking van 24 maart 2005 heeft de Raad van Bestuur van de Centrale organisatie voor Werk en Inkomen aan [gedaagde] toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen;
? Bij brief van 29 maart 2005 heeft [gedaagde] met gebruikmaking van bovengenoemde toestemming de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2005.
In de hoofdzaak:
3.2 [eiser] stelt zich in deze procedure primair op het standpunt, dat het door [gedaagde] gegeven ontslag per 1 augustus 2005 kennelijk onredelijk is en dat dit ontslag daarom vernietigd dient te worden. Voorts vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde] tot wedertewerkstelling in een passende functie, alsmede de veroordeling tot loondoorbetalingen en de veroordeling tot schadevergoeding.
3.3 Gedaagde voert bij antwoord gemotiveerd verweer tegen deze vorderingen.
3.4 In het voegingsincident voert [gedaagde] aan, dat naast de onderhavige procedure [eiser] op 31 januari 2006 nog een dagvaarding heeft uitgebracht. Deze procedure loopt eveneens bij de Rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, onder zaak/rolnummer 386022 CV EXPL 06-1058. In die procedure is eveneens op 15 maart 2006 een conclusie van antwoord genomen. Beide zaken zijn volgens [gedaagde] vrijwel identiek, een gedeelte van de vorderingen overlapt elkaar volgens [gedaagde] zelfs. Volgens [gedaagde] had [eiser] kunnen volstaan met het uitbrengen van één dagvaarding, waarin beide vorderingen waren opgeno-men. Volgens [gedaagde] is de doelmatigheid gediend met een gelijktijdige behandeling van beide zaken. Dit vereenvoudigt volgens [gedaagde] ook de bewijslevering en het bespaart ook tijd voor zowel beide partijen als ook voor de kantonrechter.
Reden waarom [gedaagde] nu de voeging vordert van de onderhavige zaak met reeds genoemde andere tussen dezelfde partijen aanhangige zaak.
3.5 [eiser] bevestigt bij antwoord in het incident, dat hij een dagvaarding inzake kennelijk onredelijk ontslag en een dagvaarding inzake loonvordering en achterstallige betalingen heeft uitgebracht. Het gaat hierbij volgens [eiser] om aparte feitencomplexen. [eiser] verwijst in dit verband naar de inhoud van zijn dagvaardingen. Er is volgens hem geen sprake van connexiteit noch feitelijk noch in juridisch opzicht voor wat betreft de geschilpunten. Ook vertonen de geschilpunten in beide zaken volgens [eiser] geen enkele samenhang, ze zijn niet identiek aan elkaar, zodanig dat daarop een consistentie van uitspraak mogelijk en wenselijk is. Het feit, dat in beide zaken dezelfde partijen geschillen hebben doet hier volgens [eiser] niet aan af. [eiser] concludeert dan ook dat het incident tot voeging van [gedaagde] verworpen dient te worden.
3.6 De kantonrechter overweegt wat betreft de incidentele vordering het navolgende. Voeging ex artikel 222 Rv kan aan de orde zijn in geval voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, of voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn. Van verknochtheid (connexiteit) is volgens de kantonrechter sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. De kantonrechter stelt vast, dat bij beide zaken sprake is van dezelfde procespartijen en dat de zaken tegelijk aanhangig zijn. In zoverre is aan de in artikel 222 Rv genoemde voorwaarden voldaan. Met [eiser] is de kantonrechter echter van oordeel, dat de onderhavige zaken wat betreft feitelijke of juridische geschilpunten niet identiek zijn en ook is geen sprake van een dusdanige samenhang tussen de zaken, dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. De ene zaak van [eiser] ziet immers op -kort gezegd- vorderingen uit hoofde van beweerdelijk kennelijk onredelijk ontslag terwijl de andere zaak ziet op vorderingen uit hoofde van achterstallige (loon)betalingen. Bovenstaande betekent, dat de kantonrechter hierna de incidentele vordering van [gedaagde] zal afwijzen. [gedaagde] zal voorts worden veroordeeld in de kosten van het incident, waarbij rekening wordt gehouden met het feit, dat [eiser] in beide zaken een identiek verweer kon voeren.
3.7 De hoofdzaak zal naar de rolzitting worden verwezen voor het nemen van een conclusie van repliek door [eiser]. De kantonrechter houdt in dat verband iedere verdere beslissing aan.
wijst de vordering van [gedaagde] tot voeging af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure in incident aan de zijde van [eiser] gevallen en veroordeelt haar mitsdien om te betalen aan de griffier van rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom door storting op het Bankrekeningnummer 19.23.25.779, Rabobank Nederland N.V. ten name van MvJ Arrondissement 535 Breda, de somma van € 200,00, zijnde het salaris voor de gemachtigde van [eiser];
verstaat, dat de griffier met dit bedrag zal handelen volgens het voorschrift van artikel 243 Rv;
verwijst de zaak naar de rolzitting van:
woensdag, 5 juli 2006 te 11.00 uur
voor het nemen van een conclusie van repliek door [eiser];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 7 juni 2006.