ECLI:NL:RBBRE:2006:AX8929

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
9 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
160210 KG ZA 06-226
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over de aanleg van een hellingbaan nabij kantoorgebouw Westerhage

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap T&T DESIGN B.V. een voorlopige voorziening tegen de Staat der Nederlanden, in verband met de aanleg van een hellingbaan nabij het auteursrechtelijk beschermde kantoorgebouw Westerhage te Breda. T&T stelde dat de hellingbaan, die op een afstand van zeven meter van de voorgevel van het gebouw zou worden aangelegd, een aantasting van hun auteursrecht vormde, zoals bedoeld in artikel 25 van de Auteurswet. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hellingbaan geen inbreuk maakte op het auteursrecht van T&T, omdat de oorspronkelijkheid van het kantoorgebouw niet afhankelijk was van de ruimte waarin het was geplaatst. De rechter concludeerde dat de hellingbaan geen wijziging of aantasting van het werk betekende en dat er geen schade aan de eer of goede naam van de auteur was toegebracht. De voorzieningenrechter weigerde daarom de gevorderde voorzieningen en veroordeelde T&T in de kosten van het geding.

De zaak begon met een dagvaarding op 12 mei 2006, waarin T&T vorderde dat de Staat zou worden verboden de hellingbaan te bouwen en de reeds gebouwde delen van de voetbrug af te breken. T&T stelde dat de hellingbaan het zicht op het kantoorgebouw zou belemmeren en de esthetische waarde zou aantasten. De Staat verweerde zich door te stellen dat de hellingbaan was gebouwd op basis van een onherroepelijke vergunning en dat T&T niet als de maker van het kantoorgebouw kon worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hellingbaan geen inbreuk op het auteursrecht vormde en dat de belangen van T&T niet voldoende zwaarwegend waren om de gevorderde voorzieningen toe te wijzen.

De uitspraak werd gedaan op 9 juni 2006, waarbij de voorzieningenrechter de vorderingen van T&T afwees en hen in de kosten van het geding verwees. De zaak benadrukt de grenzen van het auteursrecht in relatie tot de ruimtelijke ordening en de belangen van de overheid bij infrastructuurprojecten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
zaak/rolnr.: 160210 / KG ZA 06-226
vonnis d.d. 9 juni 2006
inzake
de besloten vennootschap
T&T DESIGN B.V.,
gevestigd te Gouda,
e i s e r e s,
procureur: mr. N.Th. ter Haar Romeny,
advocaat : mr. C.L. Capel uit Rotterdam,
t e g e n :
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Verkeer en Waterstaat),
zetelend te Den Haag,
g e d a a g d e ,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat : mr. A.A. Spoel uit Den Haag.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding d.d. 12 mei 2006;
- de pleitnota van mr. Capel en de door hem in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Spoel en de door haar in het geding gebrachte producties.
Partijen hebben hun standpunten ter terechtzitting van 24 mei 2006 mondeling toegelicht.
2. Het geschil.
Eiseres, verder te noemen T&T, vordert als voorlopige voorziening om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde te verbieden de fiets-/voetgangersverbinding althans de hellingbaan, zoals opgenomen in het Tracébesluit HSL Zuid (aanvulling VI), te bouwen en in stand te houden; en
2. gedaagde te gebieden de delen van de voetbrug die op de datum van dit vonnis reeds zijn gebouwd, weer af te breken en/of te verwijderen;
3. althans een andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Gedaagde, verder te noemen: de Staat, heeft daartegen verweer gevoerd.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1.
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- T&T exploiteert een architectenbureau, opgericht door de architecten Temme en Trimp.
- Op basis van een ontwerp van T&T is in 1990 het kantoorgebouw Westerhage gebouwd aan de Hoge Mosten te Breda, nabij het treinstation Prinsenbeek. Het gebouw ligt langs de rijksweg A16 en de spoorlijn Breda - Dordrecht.
- Op 15 april 1998 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat (verder: de Minister) het Tracébesluit HSL Zuid genomen, voorzover hier van belang strekkende tot de aanleg van een hogesnelheidstreinverbinding bij Prinsenbeek tussen de rijksweg A16 en de spoorlijn Breda - Dordrecht, alsmede tot de aanleg van een fiets- en voetgangersverbinding over deze infrastructuurbundel nabij het treinstation Prinsenbeek, met liften en/of roltrappen aan de uiteinden daarvan. Door de aannemer is als stijgingsvoorziening gekozen voor roltrappen, ook te gebruiken door fietsers.
- Bij vonnis in kort geding van 7 november 2003 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder meer geoordeeld dat de veiligheid van de beoogde roltrappen voor het gebruik door fietsers ernstig in twijfel moet worden getrokken.
- Op 6 december 2005 heeft de Minister het Tracébesluit HSL Zuid aanvulling VI genomen, strekkende tot wijziging van voornoemd Tracébesluit waar het betreft de aanleg van de fiets- en voetgangersverbinding bij station Prinsenbeek. Bij dit besluit is afgezien van roltrappen als stijgingsvoorziening en gekozen voor de aanleg van een hellingbaan aan weerszijden van de verbinding. De hellingbaan aan de oostzijde wordt aangelegd voor de gevel van het kantoorgebouw Westerhage en sluit aan op het aangrenzende stationsplein.
- Reeds bij brief van 27 september 2005 heeft de raadsman van architect Trimp zich tot de Minister gewend, stellende dat Trimp als architect de auteursrechthebbende is op het kantoorgebouw Westerhage en dat hij zich als zodanig verzet tegen de aantasting van het kantoorgebouw als gevolg van de realisering van de hellingbaan voor de voorgevel van dat gebouw. De Minister heeft dit standpunt meegewogen in zijn besluit.
- De Staat is gestart met de bouw van de hellingbaan, op basis van een bouwvergunning die op 30 januari 2006 is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.
3.2
De vorderingen van T&T zijn gebaseerd op de stelling dat de realisering van de hellingbaan op een afstand van ongeveer zeven meter van de voorgevel van het kantoorgebouw Wester-hage primair is aan te merken als een aantasting van dit werk in de zin van artikel 25, eerste lid onder d, van de Auteurswet, en subsidiair als een wijziging van dit werk. Daarnaast levert de aantasting van het kantoorgebouw een onrechtmatige daad op. Ter toelichting is gesteld dat de hellingbaan zeer kort tegen de gevel van het kantoorgebouw is geprojecteerd, dat het zicht op dit gebouw daardoor gedeeltelijk wordt ontnomen, dat het gebouw niet meer wordt gezien als één geheel en dat haar strakke lijnen worden verstoord.
3.3
De Staat heeft zich tegen de vorderingen verweerd met de stellingen dat de hellingbaan wordt gebouwd op basis van een onherroepelijke vergunning, dat T&T niet kan worden aangemerkt als de maker van het kantoorgebouw, dat het gebouw niet oorspronkelijk is, dat de aanleg van de hellingbaan geen wijziging is in het werk noch een aantasting daarvan en dat ook geen sprake is van onrechtmatig handelen door de Staat. Ook wordt het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen betwist aangezien de werkzaamheden in maart 2006 zijn gestart en bijna zijn voltooid.
3.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de mogelijkheid dat met het realiseren van de hellingbaan inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht van T&T, een voldoende belang om in kort geding een verbod op het maken van deze inbreuk te vorderen. Dat de bouw al enige tijd geleden is aangevangen en het bouwwerk bijna gereed is, doet daaraan niets af.
3.5
Bij de beoordeling van het geschil ziet de voorzieningenrechter zich allereerst gesteld voor de vraag of het kantoorgebouw Westerhage is aan te merken als een oorspronkelijk werk waarop auteursrecht rust, en zo ja, of T&T de auteursrechthebbende op dat werk is. Gelet op de vormgeving van het kantoorgebouw en de combinatie van materialen die is gebruikt, heeft het kantoorgebouw naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zodanig oorspronkelijk karakter dat het als een werk in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt. Blijkens een brochure van de toenmalige projectontwikkelaar is T&T daarvan de architect. Ter zitting heeft architect Trimp namens T&T nader toegelicht dat hij dit gebouw in samenwerking met zijn medevennoot Temme heeft getekend, zodat, ondanks de verwarring die Trimp daarover in de afgelopen periode heeft gesticht met onder meer zijn correspondentie met de Minister, naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk is dat T&T de auteurs-rechthebbende op dit werk is.
3.6
Kern van het geschil is de vraag of de hellingbaan, die als stijgingsvoorziening ten behoeve van de fiets- en voetgangersverbinding op een afstand van zeven meter van de gevel van het kantoorgebouw Westerhage wordt aangelegd, een inbreuk vormt op het auteursrecht van T&T of anderszins onrechtmatig jegens haar is. Bij de beantwoording van deze vraag stelt de voorzieningenrechter voorop dat in deze casus het auteursrecht uitsluitend betrekking heeft op de vormgeving van het kantoorgebouw. De plaatsing van het kantoorgebouw in de toenmalige ruimte en de ruimtelijke uitstraling van het gebouw spelen daarbij geen enkele rol. Dit blijkt ook uit het feit dat de ruimte rondom het kantoorgebouw in de loop der tijd is volgebouwd. In dit opzicht wijkt het onderhavige geval af van de jurisprudentie betreffende kunstwerken, waar T&T zich op beroept.
3.7
Aangezien het kantoorgebouw zijn oorspronkelijkheid niet ontleent aan de ruimte waarin het is geplaatst, kan de bouw van de hellingbaan niet worden aangemerkt als een wijziging van dat werk als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder c van de Auteurswet. Om te kunnen spreken van een aantasting van het werk als bedoeld in artikel 25 lid 1 onder d, is essentieel dat de eer of goede naam van de auteur daardoor schade wordt toegebracht. Op zich is denkbaar dat een wijziging van de onmiddellijke omgeving van een werk kan worden aangemerkt als een aantasting van dat werk. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan in dit geval echter geen sprake. Het kantoorgebouw Westerhage ligt op een bedrijventerrein, omgeven door bedrijfsgebouwen, geluidsschermen, een rijksweg, een spoorlijn en een hogesnelheids-lijn, en boven deze infrastructuurbundel een fiets- en voetgangersverbinding. Als gevolg van deze omliggende bebouwing is het kantoorgebouw reeds verminderd zichtbaar. Niet valt in te zien hoe de aanleg van de hellingbaan in deze omgeving nog wezenlijk afbreuk kan doen aan de oorspronkelijkheid van het kantoorgebouw Westerhage. Nog minder aannemelijk is dat deze eventuele inbreuk schade zou toebrengen aan de eer of goede naam van T&T. Dat de hellingbaan afbreuk doet aan de gestelde kwaliteit van het gebouw als zichtlocatie en dat hierdoor een lagere huuropbrengst zal worden gerealiseerd, is een economisch argument dat geen rol speelt in het kader van het auteursrecht. Dat de stijgingsvoorziening ook anderszins en op een iets andere locatie kan worden gerealiseerd, is evenmin doorslaggevend. Blijkens het Tracébesluit HSL aanvulling VI heeft de Minister zorgvuldig overwogen welke stijgings-voorziening in het algemeen belang het beste zou kunnen worden gerealiseerd en waar deze zou moeten komen te liggen. Daarbij heeft de Minister de belangen van T&T meegewogen. Overigens zou reeds dit algemene belang een eventuele aantasting van het auteursrecht op dit kantoorgebouw kunnen rechtvaardigen.
3.8
Aangezien de hellingbaan naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen inbreuk maakt op het auteursrecht op het kantoorgebouw Westerhage, valt niet in te zien dat de aanleg van deze hellingbaan jegens T&T onrechtmatig zou zijn. Dat een ander recht dan auteursrecht zou worden geschonden, heeft T&T in dit verband niet gesteld.
3.9
Gelet op voorgaande overwegingen zullen de gevorderde voorzieningen worden geweigerd.
4. De kosten.
Als de in het ongelijk te stellen partij dient T&T te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter:
weigert de gevorderde voorzieningen,
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, deze voorzover gevallen aan de zijde van gedaagde, tot op heden begroot op € 1.064,-, waaronder begrepen een bedrag van € 816,- aan procureurssalaris,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.G.M. van der Weide, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 9 juni 2006, in tegenwoordigheid van mr. M.A.M. de Baar, waarnemend griffier.