3.3
Gedaagde ontkent bij antwoord en bij dupliek ten stelligste dat zij het overeengekomen geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden. Gedaagde voert in dat verband aan:
? dat het verwijt dat zij mailde (met haar partners) uitvoerig ter sprake is gekomen tijdens de tussen partijen gevoerde ontbindingsprocedure;
? dat desalniettemin partijen de tussen hen bestaande geschillen hebben geschikt in die zin, dat de bestaande arbeidsovereenkomst is ontbonden onder toekenning van de in de beschikking genoemde ontbindingsvergoeding;
? dat indien eiseres aanspraak wenste te maken op een boete het voor de hand had gelegen om dat tijdens de ontbindingsprocedure ter sprake te brengen;
? dat de kwestie begrepen moet worden geacht in de onderhavige beschikking;
? dat ter zitting een regeling is getroffen tegen finale kwijting over en weer, zodat eiseres geen vordering meer op haar heeft en dat zij hiervan bewijs aanbiedt door het horen als getuige van haar toenmalige gemachtigde mr. C.H. Remmelink;
? dat eiseres derhalve primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard;
? dat zij subsidiair betwist dat zij het geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden;
? dat zowel gedurende als ook na afloop van het dienstverband aan haar geen enkele geheimhouding is opgelegd, zodat zij om die reden dit beding ook niet overtreden kan hebben;
? dat waarop in het beding wordt gedoeld onduidelijk is;
? dat de inhoud van het beding nietig is wegens strijd met artikel 7:650 lid 3 en lid 5 BW;
? dat op geen enkele wijze blijkt dat bedoelde adresbestanden onder genoemde geheimhoudingsbeding zouden vallen. Ook blijkt niet dat zij deze ter beschikking van haar partner zou hebben gesteld;
? dat het hierbij om leveranciersgegevens gaat die zij in het verleden zelf heeft aangeleverd;
? dat haar partner [de man] geen concurrent van eiseres is en dat eiseres ook niet aangeeft waaruit dit zou blijken;
? dat eiseres kennelijk zelf geen probleem heeft met het schenden van haar briefgeheim door haar complete mailbestand in te zien;
? dat van schade aan de zijde van eiseres niet is gebleken;
? dat de bescheiden waarop eiseres zich beroept wegens schending van het briefgeheim buiten beschouwing dienen te blijven;
? dat het mailen naar eigen emailadressen geen schending van een geheimhoudingsplicht oplevert;
? dat de stelling dat al haar mailverkeer bij haar partner terechtkomt apert onjuist is;
? dat zo enige boete verschuldigd is deze dient gematigd te worden tot nihil;
? dat gelet op art. 7:751 BW een boete niet ten goede van eiseres zelf mag komen;
? dat zij geen klantencontact had en dus ook geen kennis van klanten;
? dat zij bewijs aanbiedt van haar stellingen.