ECLI:NL:RBBRE:2006:AW2206

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
390566 AZ 06-182
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende inspanning werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 april 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever en een werknemer. De werkgever, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de 57-jarige werknemer, die sinds 1981 in dienst was en laatstelijk de functie van SOX Support Officer vervulde. De werkgever stelde dat de functie van de werknemer was komen te vervallen en dat er geen passende werkzaamheden meer beschikbaar waren. De werknemer daarentegen betwistte dit en voerde aan dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat er geen andere functies beschikbaar waren binnen de organisatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2006 werd duidelijk dat de werkgever niet had voldaan aan haar zorgplicht om naar een andere passende functie voor de werknemer te zoeken. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet aannemelijk had gemaakt dat er geen andere functies beschikbaar waren en dat zij niet voldoende inspanningen had geleverd om de werknemer te herplaatsen. Hierdoor werd het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen. De werkgever werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die tot dat moment waren begroot op € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 390566 AZ 06-182
beschikking d.d. 20 april 2006
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster],
statutair gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
gemachtigde: mw.mr. A.Haan, advocaat te Utrecht,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde: mw.mr. A. Ludwig-Hendriks, advocaat te Maarssen.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het op 13 maart 2006 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 3;
1.2 het daarop ontvangen verweerschrift, met producties 1 tot en met 19;
1.3 de door mw.mr. Haan op 11 april 2006 nagezonden producties 4 tot en met 7 en de op 12 april 2006 nagezonden productie 8;
1.4 de mondelinge behandeling ter zitting van 13 april 2006, waarbij aanwezig waren verzoekende partij, verschenen bij haar HR-manager [X], haar adviseur HR/P&O de heer [Y] en haar controller de heer [Z], bijgestaan door mw.mr. A. Haan en waarbij verwerende partij in persoon is verschenen, bijgestaan door mw.mr. A. Ludwig-Hendriks.
De inhoud van deze stukken, alsmede van de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities van mr. Haan, geldt als hier ingelast.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoekster] en [verweerder].
2. Het geschil
Het verzoekschrift van [verzoekster] strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per de eerst mogelijke datum, in verband met gewichtige redenen bestaande in veranderingen in de omstandigheden, onder toekenning aan [verweerder] ten laste van [verzoekster] van een vergoeding ad € 235.960,20 bruto te vermeerderen met drie bruto maandsalarissen ter zake de fictieve opzegtermijn, indien en voor zover bij de datum van ontbinding de opzegtermijn niet reeds wordt verdisconteerd.
[verweerder] heeft primair verzocht het verzoek van [verzoekster] af te wijzen en subsidiair -bij toewijzing van het verzoek- aan hem een vergoeding toe te kennen van een bedrag van € 603.296,84 bruto, te vermeerderen met een bedrag ter grootte van drie bruto maandsalarissen ad € 8.152,66 bruto ter compensatie van de fictieve opzegtermijn.
3. De beoordeling
3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
- de thans 57-jarige [verweerder] is sedert 1 maart 1981 in dienst van [verzoekster], laatstelijk in de functie van SOX Support Officer tegen een loon van € 5.904,91 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag;
- [verweerder] heeft gedurende zijn loopbaan bij [verzoekster] diverse functies vervuld;
- [verzoekster] heeft [verweerder] op 20 december 2005 medegedeeld dat zijn functie met ingang van 1 april 2006 komt te vervallen;
- per laatstgenoemde datum is [verweerder] vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
3.2
[verzoekster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat de functie-inhoud van de SOX Support Officer, zowel qua aard, inhoud en hoeveelheid werk, zodanig is gewijzigd dat instandhouding van deze functie thans niet langer is gerechtvaardigd. Nu er geen passende werkzaamheden zijn voor [verweerder], ziet [verzoekster] zich genoodzaakt om -gezien het verval van zijn functie- een ontbinding van de arbeidsovereenkomst na te streven. Aangezien [verweerder] van de ontstane situatie geen verwijt is te maken, biedt [verzoekster] hem een vergoeding aan gebaseerd op het Sociaal Plan 2004-2005 ad € 235.960,20 bruto.
3.3
[verweerder] kan zich niet verenigen met het ontbindingsverzoek en heeft -kort gezegd- aangevoerd dat [verzoekster] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de functie van [verweerder] noodzakelijkerwijs dient te vervallen. Indien toch zou blijken dat zijn functie komt te vervallen dan is [verweerder] van mening dat [verzoekster] zich onvoldoende heeft ingespannen om voor hem een andere passende functie in haar organisatie te vinden. Primair verzoekt [verweerder] het verzoek van [verzoekster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Indien de arbeidsovereenkomst toch zal worden ontbonden, verzoekt hij om toekenning van een ontbindingsvergoeding welke -rekening houdend met de omstandigheden van het geval- neerkomt op een bedrag van € 603.296,84 bruto.
3.4
Ter terechtzitting is gebleken dat [verweerder] in zijn 25-jarig dienstverband bij [verzoekster] vele uiteenlopende functies op diverse locaties heeft vervuld, waarbij hij een ruime kennis en ervaring heeft opgedaan. Voorts is door [verzoekster] niet gesteld -noch anderszins is gebleken- dat het functioneren van [verweerder] ter discussie staat.
3.5
De vraag die de kantonrechter in het kader van de onderhavige procedure dient te beantwoorden is of er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op korte termijn ontbonden dient te worden.
3.6
Ter zitting hebben beide partijen aangegeven dat de functie van [verweerder], in ieder geval gedeeltelijk, is komen te vervallen, zodat dit is komen vast te staan.
Gezien met name de leeftijd van [verweerder] en de duur van zijn dienstverband, rust op [verzoekster] een extra zorgverplichting om -bij (gedeeltelijk) verval van de functie- binnen haar organisatie te zoeken naar een andere passende functie voor [verweerder]. [verzoekster] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat er geen andere passende functie voor [verweerder] in haar organisatie beschikbaar zou zijn.
[verzoekster] heeft immers op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij daadwerkelijk naar een passende functie heeft gezocht. Haar enkele stelling is daartoe onvoldoende. Ook is niet gebleken dat zij met [verweerder] heeft gecommuniceerd ter zake een eventuele passende functie. [verzoekster] volstaat met de enkele mededeling dat een passende functie niet voorhanden is. Daarbij komt dat pas per september 2005 een concept functie- en taakbeschrijving van de functie van SOX Support Officer beschikbaar is gesteld, terwijl in december 2005 aan [verweerder] is medegedeeld dat zijn functie van SOX Support Officer zou komen te vervallen. Ook gezien deze korte tijdslijn is het weinig geloofwaardig dat [verzoekster] -zoals zij stelt- daadwerkelijk gezocht heeft naar een andere passende functie voor [verweerder].
3.7
Nu -gezien het hiervoor overwogene- onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoekster] aan haar plicht als goed werkgever heeft voldaan om te zoeken naar een andere passende functie voor [verweerder] in haar organisatie, zal het ontbindingsverzoek worden afgewezen.
Dat [verzoekster] [verweerder] inmiddels per 1 april 2006 heeft vrijgesteld van werkzaamheden, komt voor haar rekening en risico. De daarbij door [verzoekster] aan al haar medewerkers gedane mededeling, dat [verweerder] de organisatie zal gaan verlaten, is op zijn minst voorbarig te noemen.
3.8
Nu het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen, dient zij te worden verwezen in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 360,00 aan gemachtigdensalaris.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek van [verzoekster] af;
- veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 360,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.