ECLI:NL:RBBRE:2006:AV0115

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rk-nummer: 05/762
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onttrekking aan het verkeer van een vals horloge

Op 19 januari 2006 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot onttrekking aan het verkeer van een horloge, ingediend door de officier van justitie. De vordering was ingekomen ter griffie op 18 augustus 2005. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 22 december 2005 en een tussenbeschikking van 25 november 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat het horloge in kwestie geen origineel Rolex horloge is, maar dit feit op zichzelf biedt geen grond voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 36c jo. 33a van het Wetboek van Strafrecht, en dat er geen sprake is van ongecontroleerd bezit. Dit betekent dat in beginsel teruggave aan de rechthebbende moet volgen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat, op basis van artikel 13 bis van de Eenvormige Beneluxwet op de merken, de merkhouder, in dit geval Rolex S.A., het recht heeft om roerende zaken waarmee inbreuk wordt gemaakt op diens merk, als zijn eigendom op te vorderen. Rolex S.A. heeft in het proces-verbaal verzocht om het horloge niet terug te geven aan de verzoeker, maar om dit te vernietigen. De rechtbank concludeert dat Rolex S.A. als rechthebbende kan worden beschouwd en dat er geen bezwaar is van de merkhouder tegen de onttrekking aan het verkeer. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
parketnr. 811205/05
rk-nummer: 05/762
Beslissing op de vordering tot onttrekking aan het verkeer ex artikel 552f van het wetboek van strafvordering
Beslissing op de vordering van de officier van justitie ingekomen ter griffie van 18 augustus 2005 in de zaak:
[naam verdachte],
Geboren [datum en plaats],
Wonende te [adres].
1. De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
? bovengenoemde vordering;
? het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 22 december 2005, waaruit blijkt dat de officier van justitie is gehoord;
? de tussenbeschikking d.d. 25 november 2005.
2. De beoordeling.
Uit het na de vorige behandeling overgelegde proces-verbaal blijkt dat het horloge waarvan de omtrekking aan het verkeer wordt gevorderd, geen Origineel Rolex horloge is.
Echter dit enkele feit levert geen grond op voor onttrekking aan het verkeer, nu niet gesteld kan worden dat voldaan is aan de eisen van art. 36c jo. 33a wetboek van strafrecht, terwijl zich evenmin het geval voordoet geregeld in art 36d wetboek van strafrecht. Immers het enkele bezit van een horloge als het onderhavige kan niet worden aangemerkt als ongecontroleerd bezit. Dat betekent dat in beginsel teruggave hoort te volgen aan degene die als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Gelet op het bepaalde in art. 13 bis van de Eenvormige Beneluxwet op de merken, waarin is geregeld dat de merkhouder roerende zaken waarmee inbreuk wordt gemaakt op diens merk, als zijn eigendom kan opvorderen, en gelet op het verzoek van de merkhouder in voornoemd proces-verbaal, Rolex S.A., om het horloge niet terug te geven aan verzoeker, maar dit te vernietigen, kan in dit geval worden geoordeeld dat Rolex S.A. de haar toekomende rechten als genoemd, wenst uit te oefenen en dat Rolex S.A. mitsdien als rechthebbende kan worden beschouwd.
Nu de merkhouder geen bewaar heeft tegen onttrekking aan het verkeer, kan de vordering van de Officier van Justitie worden toegewezen.
3. De beslissing.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe.
Deze beslissing is op 19 januari 2006 gegeven door mr. Kooijman, rechter, in tegenwoordigheid van, Hoppenbrouwers griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2006 door mr. Kooijman voornoemd.