ECLI:NL:RBBRE:2005:AU9742
Rechtbank Breda
- Kort geding
- M.M. Steenbeek
- J.A.I. Verheijen-van Gool
- Rechtspraak.nl
Verplichting van de Staat tot plaatsing van een tbs-passant in een tbs-kliniek
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, staat de vraag centraal of de Staat der Nederlanden verplicht is om eiseres, die als tbs-passant in een penitentiaire inrichting verblijft, binnen een redelijke termijn in een tbs-kliniek te plaatsen. Eiseres is op 4 september 2002 in verzekering gesteld en is bij vonnis van 21 mei 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Ondanks de opgelegde maatregel is eiseres inmiddels meer dan 1084 dagen in detentie, terwijl de opgelegde vrijheidsstraf slechts 274 dagen bedraagt. Eiseres heeft de Staat gesommeerd om haar binnen 7 dagen in een tbs-kliniek te plaatsen, maar de Staat heeft hier geen gehoor aan gegeven, met als argument dat er een lange wachtlijst is voor plaatsing in tbs-klinieken.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de Staat inderdaad gehouden is om eiseres binnen een termijn van 9 maanden na 1 februari 2005 in een tbs-kliniek te plaatsen. Indien dit niet mogelijk is, dient eiseres onmiddellijk na het verstrijken van deze termijn in vrijheid te worden gesteld. De rechter stelt dat het uitblijven van plaatsing in een tbs-kliniek onrechtmatig kan zijn, vooral gezien de lange duur van de detentie van eiseres in vergelijking met de opgelegde straf. De Staat wordt veroordeeld in de kosten van het geding, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor de Staat om zijn verantwoordelijkheden te nemen in het kader van de behandeling van tbs-passanten en de bescherming van de maatschappij.