ECLI:NL:RBBRE:2005:AU6985

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
801084-05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Calkoen-Nauta
  • A. Cohen-Koningsveld
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met molotovcocktail in Tilburg

Op 2 augustus 2005 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, geprobeerd meerdere personen te doden door een molotovcocktail naar binnen te werpen in een woning aan de Kruidenlaan in Tilburg. De verdachte was zich ervan bewust dat de woning bewoond was. De ruit van de voordeur werd vernield en de molotovcocktail werd naar binnen geworpen, terwijl er meerdere personen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord, maar heeft ook geoordeeld dat niet alles wat hem ten laste was gelegd bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de overige tenlasteleggingen.

De rechtbank heeft bij de strafmaat rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder met justitie in aanraking was geweest, maar niet voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de acties van de verdachte schade had geleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet aansprakelijk is voor schade die al door zijn mededaders is vergoed. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Breda en is openbaar uitgesproken op 22 november 2005.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 801084-05
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdache],
geboren op [datum en [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, Nieuw Vosseveld te Vught,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Van Doveren, advocaat te Waalwijk.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 02 augustus 2005 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, de bewoners van en/of aanwezige perso(o)n(en) in de woning aan de
[adres slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en
rustig overleg, daartoe een brandende molotovcocktail (zijnde een fles
voorzien van een brandbare vloeistof en een doek (bandana), althans een stuk
textiel) door een (vernielde) ruit van voornoemde woning heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2005 te Tilburg ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de
[adres slachtoffer], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, met
dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een
(brandende) molotovcocktail (zijnde een fles met daarin een brandbare stof en
een doek (bandana), althans een stuk textiel) door een (vernielde) ruit van
voornoemde woning heeft/hebben gegooid, in elk geval met dat opzet (open) vuur
in aanraking heeft/hebben gebracht met de (vloer in de) hal van de woning
gelegen aan de [adres slachtoffer], althans met (een) brandbare stof(fen), terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair,
op 02 augustus 2005 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, de bewoners van en/of aanwezige perso(o)n(en) in de woning aan de [adres slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, daartoe een brandende molotovcocktail (zijnde een fles
voorzien van een brandbare vloeistof en een doek (bandana), door
een (vernielde) ruit van voornoemde woning hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het onder het primaire tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, op 2 augustus 2005 schuldig gemaakt aan poging tot moord op meerdere personen. Op de avond van 2 augustus 2005 is hij omstreeks 23.00 uur met zijn medeverdachten naar de woning aan de [adres slachtoffer] gegaan met medeneming van een zogenaamde molotovcocktail en knuppels, wetende dat die woning bewoond werd. Vervolgens is een ruit van de voordeur vernield en is de molotovcocktail naar binnen geworpen. Op dat moment was er een aantal personen in de woning aanwezig.
Het mag een wonder heten dat de gevolgen van de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten geen ernstiger gevolg hebben gehad. Immers door het gooien van een molotovcocktail met daarin een zeer brandbare stof kan door het breken van de fles de brandbare stof over meerdere plekken verspreid worden, hetgeen verschillende brandhaarden ten gevolge kan hebben. De rechtbank merkt hierbij op dat uit het dossier blijkt dat de gang van de woning waar de fles in gegooid is, dermate betimmerd was dat een ontstaan vuur hoogstwaarschijnlijk razendsnel om zich heen gegrepen zou hebben. Het feit dat de molotovcocktail op een tapijt terecht is gekomen heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat de fles niet kapot is gegaan. Dat de gevolgen beperkt zijn gebleven is niet aan de verdachte en zijn medeverdachten te danken, doch aan in de woning aanwezige personen die de molotovcocktail zeer snel uit de woning hebben verwijderd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich aldus op laffe en berekenende wijze schuldig gemaakt aan een zeer ernstig delict, waarbij zij zich niet hebben bekommerd om het leven van de in de woning aanwezige personen. Dit maakt het een feit met een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter, mede gelet op het feit dat de woning in een woonwijk is gelegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte reeds eerder met justitie in aanraking is geweest, doch niet ter zake van geweldsdelicten.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal dan ook verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van na te melden duur.
12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1000, - terzake van hetgeen verdachte onder het primaire is ten laste gelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Er is in deze zaak sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Ieder van de plegers is naar het civiele recht hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte is derhalve niet tot vergoeding gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 9, is toegebracht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1000, - terzake van hetgeen verdachte onder het primaire is ten laste gelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Er is in deze zaak sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Ieder van de plegers is naar het civiele recht hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte is derhalve niet tot vergoeding gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 9, is toegebracht.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 36f, 45, 47, 57 en 289 van het wetboek van strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG MAANDEN.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot ZES MAANDEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1000, - (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. (BP.20)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, te betalen een som geld ten bedrage van € 1000, - (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twintig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1000, - (zegge: duizend euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. (BP.20)
Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer], [postcode] Tilburg, te betalen een som geld ten bedrage van € 1000, - (zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twintig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Calkoen-Nauta, voorzitter, mr. Cohen-Koningsveld en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Tafazzul en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 november 2005.