Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/143
Uitspraakdatum: 31 augustus 2005
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. [gemachtigde A] te [plaats],
de inspecteur van de Belastingdienst, te [P],
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde B].
Betreft:
De uitspraak van verweerder van 20 januari 2005 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2002 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een verzamelinkomen van € 29.534,=.
Onderzoek ter zitting:
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2005.
De gemachtigde van eiser is daar met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen, tot bijstand vergezeld van [gemachtigde C].
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.1. Eiser is woonachtig in Nederland en als zodanig als binnenlands belastingplichtige aangemerkt.
2.2. Eiser heeft voor het jaar 2003 aangifte gedaan naar een verzamelinkomen van € 13.844,=. In haar aangifte heeft eiser het door haar genoten nabestaandenpensioen van het Algemeen Pensioenfonds van Aruba (het nabestaandenpensioen) niet opgenomen. Bij de aanslagregeling heeft verweerder het verzamelinkomen gecorrigeerd met een bedrag van
€ 14.896,= betreffende het door eiser ontvangen nabestaandenpensioen, en € 794,= betreffende de persoonsgebonden aftrek. Verweerder heeft vervolgens het verzamelinkomen vastgesteld op € 29.534,=. Tevens is een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.
2.3. Tussen partijen staat vast dat het nabestaandenpensioen ten laste van de Arubaanse overheid is gekomen, dat de heffing over het nabestaandenpensioen op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) aan Aruba is toegewezen en dat het nabestaandenpensioen in Aruba in de heffing is betrokken.
2.4. In geschil is het antwoord op de vraag of het door eiser genoten nabestaandenpensioen op grond van artikel 24, eerste lid, van de BRK door verweerder terecht in het belastbaar inkomen uit werk en woning is begrepen.
2.5. Eiser is van mening dat het nabestaandenpensioen valt onder de artikelen 15, vierde lid en 17, eerste lid van de BRK op grond waarvan dat de belastingheffing is toegewezen aan Aruba met als gevolg dat aan de toepassing van artikel 24 van de BRK niet wordt toegekomen.
2.6. Verweerder is de opvatting toegedaan dat het nabestaandenpensioen valt onder de artikelen 15, vierde lid en 17, eerste en tweede lid van de BRK op grond waarvan de heffing over nabestaandenpensioen is toegewezen aan Aruba. Ingevolge artikel 24 van de BRK mag het nabestaandenpensioen in het wereldinkomen van eiser worden betrokken, met dien verstande dat eiser recht heeft op een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting met betrekking tot deze inkomsten. Eiser heeft deze aftrek ook verkregen.
2.7. Ingevolge artikel 2.1 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) worden natuurlijke personen die in Nederland wonen, belast voor hun totale wereldinkomen. Het doet daarbij niet ter zake waar ter wereld dat inkomen is verkregen. Uit de artikelen 3.81 e.v. van de Wet IB 2001 volgt dat een nabestaandenpensioen tot het wereldinkomen behoort.
2.8. In artikel 17 van de BRK is bepaald dat de heffingsbevoegdheid over het nabestaandenpensioen aan Aruba is toegewezen. In artikel 24 van de BRK is, voor zover hier van belang, bepaald dat het land van inwoning, in het inkomen of vermogen kan begrijpen de bestanddelen welke ingevolge de voorgaande artikelen in een van de andere landen mogen worden belast, met dien verstande, dat op de berekende belasting een vermindering wordt toegepast welke gelijk is aan het bedrag dat tot die belasting in dezelfde verhouding staat als het totaal van de bestanddelen, welke in laatstbedoeld land mogen worden belast staat tot het totale belastbare inkomen of vermogen.
2.9. Op grond van artikel 24 van de BRK voornoemd is het Nederland, als land van inwoning van eiser, toegestaan het nabestaandenpensioen, dat ingevolge het aan artikel 24 van de BRK voorafgaande artikel 17 van de BRK in Aruba mag worden belast, te begrijpen in het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser, onder de voorwaarde dat op de hiervoor onder 2.8. voorgeschreven wijze een vermindering op de berekende belasting wordt verleend ter zake van die inkomsten.
2.10. Gezien het feit dat eiser woonachtig is in Nederland en als zodanig binnenlands belastingplichtig is, heeft verweerder, gelet op het overwogenene onder 2.7, 2.8 en 2.9, naar het oordeel van de rechtbank terecht bij het opleggen van de aanslag het nabestaandenpensioen begrepen in het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiser, met inachtneming van de onder 2.8 voorgeschreven vermindering.
2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo. De beslissing is op 31 augustus 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. van Sleuwen, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ 's-Hertogenbosch; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.