ECLI:NL:RBBRE:2005:AU6878

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
3 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/556
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag leges voor bouwvergunning en onderbouwing bouwkosten

In deze zaak hebben eisers een aanslag leges ontvangen voor een aanvullende aanvraag voor een bouwvergunning. De verweerder heeft bij het vaststellen van de bouwkosten afgeweken van de gegevens die in de aanvraag zijn vermeld. De rechtbank oordeelt dat de grondslag voor de aanslag leges onvoldoende is onderbouwd. Het beroep van eisers is gegrond, en de rechtbank verwijst de zaak terug naar de verweerder. De verweerder wordt gelast om de grondslag voor de berekening van de leges nader te onderbouwen en eisers in de gelegenheid te stellen om op hun bezwaar te worden gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers ontvankelijk zijn in hun beroep, ondanks dat zij niet expliciet verzocht hebben om gehoord te worden. De rechtbank benadrukt dat de procedure in belastingzaken niet leidt tot vernietiging van de uitspraak op zichzelf, ook al zijn er onzorgvuldigheden in de totstandkoming en/of de motivering van de bestreden uitspraak.

De rechtbank heeft de verweerder opgedragen om binnen twee maanden na de uitspraak de grondslag voor de berekening van de leges nader te onderbouwen en eisers de gelegenheid te geven om op hun bezwaar te worden gehoord. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 644,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2005.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Registratienummer: AWB 05/556
Uitspraakdatum: 3 augustus 2005
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiser 1] en [eiser 2],
wonende te [woonplaats], eisers,
gemachtigde mr. [gemachtigde A], verbonden aan [advocatenkantoor] te [plaats],
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente A],
verweerder,
gemachtigden, mr. [gemachtigde B], bestuurlijk-juridisch beleidsmedewerker afdeling VROM van de gemeente [gemeente A] en [gemachtigde C], medewerker afdeling financiën/belastingen van de gemeente [gemeente A].
Betreft:
De uitspraak van verweerder van 14 januari 2005 op het bezwaar van eisers tegen de aan eisers opgelegde aanslag leges.
Onderzoek ter zitting:
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2005. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer [eiser 1], vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de gemachtigden van verweerder.
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op om binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak, nadat eisers in de gelegenheid zijn gesteld om op hun bezwaar te worden gehoord, opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,=, onder aanwijzing van de gemeente [gemeente A] die deze kosten aan eisers dient te vergoeden;
- gelast dat de gemeente [gemeente A] het door eisers betaalde griffierecht van € 37,= vergoedt.
2. Gronden
2.1. Bij brief, gedagtekend 20 maart 2003, door verweerder verzonden op 31 maart 2003 zijn eisers erop gewezen dat op het adres [straat en huisnummer] te [wooonplaats], is gebouwd in afwijking van de bouwvergunning welke is verleend op 15 oktober 2002, en dat het hierbij gaat om de hoogte van de loods.
2.2. Naar aanleiding van deze afwijking van de bouwvergunning hebben eisers een tweede, aanvullende, bouwvergunning bij verweerder ingediend teneinde alsnog toestemming te verkrijgen voor de gedeeltelijke vergroting van de loods.
2.3. Met dagtekening 3 augustus 2004 heeft verweerder het besluit tot het weigeren van een bouwvergunning voor het gedeeltelijk vergroten van een bedrijfsruimte op het perceel [straat en huisnummer] te [woonplaats] aan eisers verzonden. Tegelijkertijd is daarbij aangegeven dat op grond van artikel 5.2 van de tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2003, eisers leges verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een bouwvergunning. Vervolgens stelt verweerder dat geconstateerd is dat de door eisers opgegeven bouwkosten van € 12.500,00 afwijken van de door de gemeente [gemeente A] gehanteerde prijsindexcijfers (peildatum: 1 februari 2003) van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek). De door verweerder vastgestelde bouwkosten (excl. BTW) bedragen € 94.500,00, zijnde 6,3% van
€ 1.500.000,=. Tot slot geeft verweerder een berekening voor de leges voor het in behandeling nemen van een bouwvergunning:
1. 1,5% van de vastgestelde bouwkosten: € 1.417,00
2. weigering vrijstelling artikel 19.1 WRO: € 113,00
totaal: € 1.530,00
2.4. Op 9 augustus 2004 is een factuur aan eisers verzonden voor een bedrag van € 1.530,00. Deze factuur heeft betrekking op de in punt 2.6 vermelde leges.
2.5. Eisers zijn in bezwaar gekomen tegen de aanslag leges en, na ongegrondverklaring van het bezwaar, in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
2.6. In geschil is ten eerste of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep, ten tweede of eisers ten onrechte niet zijn gehoord en tot slot of de grondslag voor de heffing van leges juist is vastgesteld.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep
2.7. Bij uitspraak op bezwaar van 14 januari 2005, verzonden aan eisers op 17 januari 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 28 februari 2005, ingekomen bij de rechtbank op 28 februari 2005, hebben eisers pro forma beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft eisers bij brief van 3 maart 2005 schriftelijk gevraagd de gronden van het beroep binnen vier weken na dagtekening van deze brief in te dienen.
2.8. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van het beroep. In artikel 6:6 van die wet is bepaald dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.9. Eisers hebben de gronden van het beroep aangevuld per fax van 31 maart 2005, ingekomen bij de rechtbank op 31 maart 2005. Naar de rechtbank verstaat heeft de griffier met de in 2.9 aangehaalde brief aan willen geven dat eisers de motivering van het pro forma beroepschrift uiterlijk op 31 maart 2005 ingediend moeten hebben bij de griffier van de rechtbank. Nu eisers per fax met dagtekening 31 maart 2005, ingekomen bij de rechtbank op 31 maart 2005, het pro forma beroep aangevuld hebben met de gronden van het beroep, is de rechtbank van oordeel dat eisers ontvankelijk zijn in hun beroep.
Ten aanzien van het horen
2.10. Ingevolge artikel 25, vierde lid, van de AWR bestaat de verplichting de indiener van een bezwaarschrift te horen niet indien daarom niet is verzocht. Eisers hebben in hun bezwaarschrift niet verzocht te worden gehoord ten aanzien van de onderhavige legesnota. Eisers hebben uitsluitend verzocht hun economische motieven voor een hogere nokhoogte te mogen toelichten.
2.11. De loop van de procedure in belastingzaken brengt mee dat eventuele onzorgvuldigheden in de totstandkoming en/of de motivering van de bestreden uitspraak op zichzelf niet tot vernietiging van die uitspraak kunnen leiden.
Ten aanzien van de grondslag voor de heffing van leges
2.12. De gemeenteraad van de gemeente [gemeente A] heeft in zijn openbare vergadering van 7 november 2002 de Legesverordening 2003 (Verordening) vastgesteld, welke vaststelling op 21 november 2002 is bekend gemaakt in het Nieuwsblad.
2.13. Deze verordening bepaalt, voor zover hier van belang:
(…)
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “Leges” worden rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
(…)
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. (…)
2.14. De bij de Verordening behorende tarieventabel bepaalt, voor zover hier van belang:
(…)
Hoofdstuk 5 Bouwvergunningen
Bouwkosten
5.1. Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen gewijzigd.
Bouwvergunningen
5.2. Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(…)
5.2.2. een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, 1,5% van die bouwkosten met een minimum van € 250,00
(…)
Verhogingen
(…)
5.5.2.4. Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan, waarvoor vrijstelling ex artikel 19, leden 1 en 2, WRO moet worden geweigerd, wordt het overeenkomstig 5.2.2 berekende bedrag verhoogd met € 2.675,00 indien het betreffende bestemmingsplan niet als ruimtelijke onderbouwing gebruikt kan worden, en verhoogd met € 113,00 indien het betreffende bestemmingsplan gebruikt kan worden als ruimtelijke onderbouwing.
(…)
2.15. Vooropgesteld moet worden dat het objectieve karakter van de legesheffing met zich brengt dat onder bouwkosten moet worden verstaan de prijs (aannemingssom en/of raming van de bouwkosten) die aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarvoor de vergunning werd verleend.
2.16. Eisers hebben, nu ten tijde van de eerste aanvraag voor een bouwvergunning geen aannemingssom voorhanden was, bouwkosten opgegeven ten bedrage van € 1.500.000,=. Tijdens de bezwaarfase inzake de tweede, aanvullende, aanvraag voor een bouwvergunning hebben eisers bepleit dat het bedrag van eerdergenoemde bouwkosten moet worden bepaald op € 1.285.000,=. Hiertoe hebben zij alsnog een overeenkomst van Aannemingsbedrijf [naam bedrijf] overgelegd, gedagtekend 20 september 2002. Eisers hebben gesteld dat de bouwkosten voor de verhoging van de loods € 12.500,= bedragen.
2.17. Verweerder heeft de bouwkosten ten tijde van de eerste aanvraag vastgesteld overeenkomstig de door eisers opgegeven bouwkosten van € 1.500.000,=. Bij de tweede aanvraag heeft verweerder de bouwkosten voor de verhoging geraamd op € 94.500,=, zijnde 6,3% van € 1.500.000,=.
2.18. Het begrip aannemingssom ziet op het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet inbegrepen. Van een dergelijke aannemingssom is sprake in de aannemingsovereenkomst van 20 september 2002. Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat deze overeenkomst is gedagtekend na de dagtekening van de aanvraag voor een bouwvergunning, aan die conclusie niet in de weg. Het staat eisers vrij tot in de beroepsfase aannemelijk te maken dat er sprake is van een (lagere) aanneemsom en/of (lagere) raming van de bouwkosten.
2.19. Voor de verhoging van de bedrijfsruimte is geen afzonderlijke aannemingsovereenkomst overgelegd. Voor zover een aannemingssom ontbreekt dient, gelet op het hiervoor bepaalde in 2.14., te worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in normblad NEN 2631.
2.20. Verweerder heeft, naast hetgeen in punt 2.3. is opgenomen, zijn standpunt in zijn pleitnota als volgt nader onderbouwd:
“De hierin opgegeven bouwkosten (volgens opgave beroep opgenomen in de totale aanneemsom) staan bovendien in géén enkele verhouding tot de door de gemeente [gemeente A] gehanteerde prijsindexcijfers – peildatum: 1 februari 2003 – van het CBS.
Veelzeggend is dat de vastgestelde bouwkosten € 94.500,00 bedragen excl. BTW. De vastgestelde bouwkosten zijn gerelateerd aan de vergroting van de bedrijfshal met 6,3% (conform opgaaf van de vergroting), en zijn evenredig aan de voor het bouwplan vastgestelde bouwkosten. Een onderbouwing van de in deze aanvraag opgegeven € 12.500 bouwkosten ontbreekt tot op heden.”
2.21. Verweerder, op wie bij afwijking van de door eisers in de aanvraag verstrekte gegevens de bewijslast voor diens afwijkende stelling rust, heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de bouwkosten € 94.500,= bedragen, nu hij is uitgegaan van een evenredig gedeelte van de voor het bouwplan van de eerste aanvraag vastgestelde bouwkosten van € 1.500.000,= en niet van een evenredig gedeelte van de in 2.16. aangehaalde aanneemsom van € 1.285.000,=. Tevens gaat verweerder uit van CBS-gegevens waarvan niet duidelijk is of en zo ja hoe die gerelateerd zijn aan het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
2.22. De door eisers voorgestane som aan bouwkosten is evenmin onderbouwd.
2.23. Volgens artikel 8:72, vierde lid, van de Awb kan de rechter, indien hij het beroep gegrond verklaart, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn uitspraak, dan wel kan hij bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
2.24. Gelet op het hiervoor onder 2.21. overwogene acht de rechtbank termen aanwezig verweerder op te dragen om binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak de grondslag voor de berekening van de leges nader te onderbouwen alsmede eisers in de gelegenheid te stellen om op hun bezwaar te worden gehoord, en vervolgens opnieuw een voor beroep vatbare uitspraak op bezwaar te doen.
2.25. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
3. Proceskosten
In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,= (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,= en een wegingsfactor 1). De rechtbank wijst de gemeente [gemeenst A] aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo. De beslissing is op 3 augustus 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M.H.W.N. Lammers, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ 's-Hertogenbosch; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.