ECLI:NL:RBBRE:2005:AU5071

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
27 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
801092/05
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Alferink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van luchtvaartuigen en hangar door vredesactivist

Op 10 augustus 2005 heeft de verdachte in Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk twee F16 luchtvaartuigen, met staartnummers 066 en 369, en een ruit van hangar nr. 374, toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, vernield. De politierechter van de Rechtbank Breda heeft de zaak behandeld en de verdachte, die niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De verdachte, een vredesactivist, voerde aan dat zijn daden bedoeld waren om de kernwapenpolitiek van de Nederlandse overheid aan de kaak te stellen. De politierechter oordeelde echter dat de verdachte niet kon worden ontslagen van rechtsvervolging, aangezien er geen juridische basis was voor zijn verweer. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar de rechter verwierp dit argument. De politierechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de vernielingen en dat zijn acties niet gerechtvaardigd waren door de beweerde noodtoestand of het recht op vrije meningsuiting. De vordering van de benadeelde partij, het Ministerie van Defensie, tot schadevergoeding van 2.649.171 euro werd gedeeltelijk toegewezen, met een voorschot van 750.000 euro. De politierechter legde de verdachte ook de verplichting op om dit bedrag te betalen aan de Staat, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Parketnummer: 801092/05
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren [datum en plaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda,
heeft de politierechter kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De politierechter heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Hij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer, onder overlegging van een pleitnota, dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadslieden mrs. M.J.F. Stelling en E.Th. Hummels.
2 De tenlastelegging.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een luchtvaartuig(en) (F16('s) met staartnummer(s) 066 en/of 369) en/of een gebouw (een ruit van hangar nr 374),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer onderde(e)l(en) van) twee, althans een luchtvaartuig(en) (F16('s)) en/of een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
- Het verweer van de verdediging.
De verdediging heeft bij preliminair verweer gesteld dat het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard wegens strijd met de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht. Bij pleidooi is het beroep op de niet-ontvankelijkheid als herhaald ingeroepen.
De verdediging stelt dat er sprake is van detournement de pouvoir en dat er door het OM totaal geen belangenafweging heeft plaatsgevonden bij haar vervolgingsbeslissing, een en ander bezien in nauwe feitelijke samenhang.
Het OM zou zijn vervolgingsbevoegdheid hebben gebruikt om een ernstige inbreuk op de rechtsorde te verhullen. Deze inbreuk, gepleegd door de Staat, zou bestaan uit misdaden tegen de vrede door het maken van plannen voor en het voorbereiden van een oorlog waarin het gebruik van nucleaire massavernietigingswapens is voorzien met het aanschaffen en gebruiksgereed houden van F-16 straaljagers. Een en ander zou in strijd zijn met het internationale recht met verwijzing naar een uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 8 juli 1996.
Door gericht te slaan op de ophangingspunten en schakelaars in de onderwerpelijke straaljagers voor de nucleaire bommen heeft verdachte zich uitdrukkelijk gericht tegen het gebruik van dergelijk wapentuig. Aldus heeft verdachte – zo stelt de verdediging – overeenkomstig zijn rechtsplicht willen voorkomen dat de Staat verder gebruik zou kunnen maken van nucleaire wapens.
Het OM heeft in het geheel geen onderzoek verricht naar het levensreddende karakter van de handelwijze van verdachte omdat het OM verdachte heeft gedagvaard zonder rekening te houden met het bovenstaande.
- De beslissing van de politierechter
De politierechter verenigt zich niet met het standpunt van de verdediging .
Het IGH heeft op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een advies gegeven over de vraag naar de rechtmatigheid van de dreiging met of het gebruik van kernwapens. Het IGH meent niet met zekerheid te kunnen stellen dat onder alle omstandigheden de inzet van kernwapens altijd strijdig is met de normen toepasbaar bij gewapende conflicten. Het IGH concludeert dat noch verdragsrechtelijke regels noch gewoonterechtelijke regels zijn aan te wijzen die het gebruik van of dreiging met kernwapens wettigen of in zijn algemeenheid verbieden. Over de reikwijdte van het standpunt van de IGH bestaat onder de deskundigen volstrekt geen eenstemmigheid. Onder deze omstandigheden moet – overeenkomstig vaste jurisprudentie - het ervoor worden gehouden dat de rechter bij de beoordeling van de rechtmatigheidsvraag van het gebruik van kernwapens een grote terughoudendheid aan de dag moet leggen nu het niet aan de rechter is om politieke afwegingen te maken.
Het OM heeft bij haar vervolgingsbeslissing niet willekeurig gehandeld.
Met het OM is de politierechter van oordeel dat bezwaren tegen het gebruik van kernwapens op talloze manieren binnen een rechtsstaat naar voren kunnen worden gebracht zonder daarbij strafbare feiten te plegen.
Het standpunt van de verdediging berust op het rechtens onjuiste uitgangspunt dat het recht op vrije meningsuiting en het recht op vrijheid van geweten op geen enkele wijze zouden mogen worden beperkt en miskent dat aan die rechten geen ontoelaatbare afbreuk wordt gedaan door bij de wet voorziene geboden en verboden ter bescherming van de openbare orde of rechten en vrijheden van anderen.
Het valt niet in te zien waarom verdachte voor de door hem erkende en verweten strafbare gedraging niet zou kunnen worden vervolgd.
Het verwijt dat het niet fair is dat verdachte wordt vervolgd, terwijl niet wordt overgegaan tot vervolging van degenen die verantwoordelijk zijn voor de kernwapenpolitiek en zich aldus in de ogen van de verdediging schuldig maken aan systeemmisdaad, moet worden verworpen.
Voorzover de verdediging hiermee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel wordt door de verdediging nagelaten een situatie te schetsen waarin de een wel en de ander niet wordt vervolgd voor eenzelfde feitencomplex. Er is kort gezegd in het geheel geen sprake van vergelijkbare gevallen.
Voorop staat voorts dat het in beginsel ter vrije beoordeling aan het OM is om al dan niet tot vervolging over te gaan van strafbare feiten. Ingevolge het opportuniteitsbeginsel is in deze voor toetsing door de rechter slechts ruimte in uitzonderlijke gevallen. Een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid doet zich hier niet voor.
De politierechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat in deze geen sprake is van een totaal gebrek aan of onjuiste belangenafweging aan de zijde van het OM, noch dat sprake is van detournement de pouvoir.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn verder geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Het OM kan dus in haar vordering worden ontvangen.
5 De bewezenverklaring.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Op 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk twee luchtvaartuigen F16’s met staartnummers 066 en 369 toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht heeft vernield en onklaar gemaakt.
En
Op 10 augustus 2005 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van hangar nr 374, toebehorende aan de Koninklijke Luchtmacht, heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 Het bewijs.
De overtuiging van de politierechter, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
7.1 De bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee in het eindproces-verbaal (dossierpag. 063 e.v., 067 e.v. en 073 e.v.) en de aangifte van G,.van Schaik, namens de Koninklijke Luchtmacht (dossierpag. 033 e.v.) in het eind proces-verbaal.
De politierechter acht op grond van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
7.2 Bewijsoverwegingen
De verdediging stelt dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft daarbij onder meer gesteld dat verdachte handelde binnen zijn bevoegdheid, dat de materiele wederrechtelijkheid ontbreekt, dat er sprake van noodstoestand en overmacht en tenslotte zou sprake zijn van afwezigheid van alle schuld.
Aan deze verweren is steeds ten grondslag gelegd dat het doel van de onderhavige wetsovertredingen is geweest het aan de kaak stellen van de beweerdelijk door de Nederlandse overheid gevoerde kernwapenpolitiek.
De politierechter overweegt dat deze verweren in soortgelijke zaken in het verleden al vaker ten overstaan van de rechter zijn aangevoerd en zal deze verweren, gezamenlijk en in onderlinge samenhang bezien, verwerpen in navolging van vaste jurisprudentie in deze zaken.
Er is naar het oordeel van de politierechter geen sprake van een accuut conflict van plichten waarin de door verdachte gemaakte keuze onvermijdelijk was. Er is geen sprake van een noodtoestand. Het is niet aanvaardbaar dat, hoe lovenswaardig een nagestreefd doel ook kan zijn, de strafwet ten aanzien van de methode om dat doel te bereiken zou moeten wijken voor het beweerdelijk betere rechtsinzicht van de verdachte.
Het staat niet vast dat andere legale alternatieven ter bereiking van zijn doel door verdachte uitputtend zijn aangewend. Ook het verkrijgen van mediabelangstelling voor zijn acties, kan door de verdachte op andere wijze worden gerealiseerd.
Aan de uitspraak van IGH en het Neurenbergproces valt geen rechtsplicht te ontlenen voor het handelen van verdachte in deze.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens verder geen omstandigheden gebleken op grond waarvan verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ook elders is voor de opvatting van de verdediging geen steun te vinden in het recht.
8 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig luchtvaartuig dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onklaar maken, meermalen gepleegd.
En
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebhoort, vernielen en beschadigen.
9 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
10 De straffen en maatregelen.
10.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de politierechter van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
10.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het ten laste gelegde op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en toewijzing van de vordering benadeelde partij met daaraan gekoppeld de schademaatregel.
In de nacht van 9 op 10 augustus 2005 is verdachte omstreeks 05.30 uur kennelijk ongestoord over het hek van de vliegbasis Woensdrecht geklommen.
Nadat hij een ruit van een hangar had ingeslagen, heeft hij –ook tot zijn eigen verbazing- nog steeds niet gehinderd door enige bewakingsdrempel geruime tijd ongestoord vernielingen kunnen plegen aan twee zich aldaar bevindende F-16 vliegtuigen. Met een zware hamer heeft hij instrumenten en onderdelen van deze vliegtuigen onbruikbaar gemaakt.
Verdachte, een overtuigd vredesactivist en lid van de zogenoemde Ploegschaarbeweging, heeft volgens zijn eigen verklaring uit de Bijbel de inspiratie gehaald voor zijn actie.
Hij heeft veel schade toegebracht aan de vliegtuigen.
Hij heeft zich met zijn eenmansactie schuldig gemaakt aan vernieling van luchtvaartuigen en vernieling van een ruit.
De politierechter is van oordeel dat aan verdachte vele andere alternatieve legale activiteiten ten dienste staan om uiting te geven aan zijn standpunt.
De strafbare feiten kunnen aan verdachte worden toegerekend en vormen een ernstige inbreuk op andermans rechten.
Bij de strafoplegging zal rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting zijn gebleken.
Verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd van 6 maanden.
11 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij het Ministerie van Defensie heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van 2.649.171 euro terzake van hetgeen bewezen is verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreekse schade heeft geleden. Verdachte heeft erkend dat hij schade heeft toegebracht aan vliegtuigen, apparatuur en een ruit van de hangar.
Door verdachte en zijn verdediging wordt echter de hoogte van het schadebedrag bestreden.
Met de verdediging is de politierechter van oordeel dat de schade-opstelling op onderdelen onduidelijkheden bevat en in zekere mate complex te noemen is. De politierechter is echter van oordeel dat – mede gelet op de gedetailleerde toelichting -evident sprake is van schade van enige omvang. Op grond van het vorenstaande is er aanleiding om bij wijze van voorschot 750.000 euro toe te wijzen als deel van de schade dat eenvoudig is vast te stellen.
Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering als zijnde niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De politierechter zal daarnaast aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van het ministerie van defensie, nu verdachte jegens deze naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die aan deze door het strafbare feit, genoemd onder 8, is toegebracht.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 350, 352 van het wetboek van strafrecht.
13 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de politierechter als volgt.
Hij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder primair is omschreven.
Hij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Hij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Hij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder primair vermelde strafbare feiten.
Hij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Hij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Hij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Hij wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 750.000,=
(zegge: zevenhonderdvijftig duizend euro), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
Hij bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Hij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van voornoemde benadeelde partij, te betalen een som geld ten bedrage van € 750.000,=
(zegge: zevenhonderdvijftig duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 360 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Hij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, politierechter, in tegenwoordigheid van de griffier Van Gastel en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 oktober 2005.