Parketnummer: 02/415301-05
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], aan [adres],
heeft de kantonrechter van deze rechtbank, sector Kanton, locatie Bergen op Zoom, het volgende vonnis gewezen.
De kantonrechter heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Hij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de gemachtigde raadsman, mr. D. Fasseur, van verdachte.
De verdachte staat terecht, ter zake dat
zij op of omstreeks 28 april 2004 te Bergen op Zoom althans in Nederland, als degene aan wie een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had afgesloten en in stand gehouden;
art 30 lid 2 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen.
5 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de kantonrechter wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 28 april 2004 te Bergen op Zoom, als degene aan wie voor een motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had afgesloten en in stand gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Het onder ambtsbelofte opgemaakte en ondertekende proces-verbaal d.d. 30 september 2004, nr. [nummer proces-verbaal], met bijlagen, waarin de buitengewoon opsporingsambtenaar
[naam opsporingsambtenaar] voor zover hier van belang heeft verklaard, dat op 28 april 2004, omstreeks 22.00 uur, voor het motorvoertuig, zijnde een personenauto, voorzien van het kenteken [kenteken], geen geldige verzekering als bedoeld in artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen stond geregistreerd. Dat de constatering met betrekking tot dit kenteken deel uitmaakt van het gegevensbestand met batchnummer 00000787. Dat van de registervergelijking een afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt dat als bijlage is gevoegd. Dat uit het kentekenregister bleek dat op 28 april 2004 geen sprake was van een schorsing van het onderhavige kenteken. Voorts blijkt uit dit proces-verbaal, dat -ondanks inspanningen/pogingen daartoe- men er niet in is geslaagd om verdachte zelf te horen.
Hoewel ter terechtzitting van 29 september 2004 namens verdachte is betwist, dat zij het te laste gelegde feit heeft gepleegd, acht de kantonrechter genoemd onder ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen voldoende wettig en overtuigend bewijs.
8 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
als degene aan wie voor een motorrijtuig een kentekenbewijs was afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen hebben gesloten en in stand gehouden.
9 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te hare laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die haar strafbaarheid zou opheffen.
10 De straffen en maatregelen.
10.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de kantonrechter van oordeel dat aan verdachte geen straf of maatregel behoort te worden opgelegd.
10.2 De bijzondere overwegingen omtrent de beslissing.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het telastegelegde op te leggen een schuldigverklaring zonder opleggen van straf. Zij heeft hierbij -zakelijk weergegeven- overwogen, dat verdachte mogelijk (ook in deze zaak) het slachtoffer is geworden van het handelen van haar ex-relatie (ene [naam ex-relatie]).
De kantonrechter overweegt, dat de raadsman ter terechtzitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verdachte geconfronteerd is met een groot aantal negatieve gevolgen van het handelen van haar ex-partner. Het betreft hier boetes en vonnissen naar aanleiding van verkeersovertredingen gepleegd met motorrijtuigen, waarvan het kentekenbewijs op naam van verdachte stond. Verdachte heeft zich echter zelf in die situatie gebracht als gevolg van haar relatie met bedoelde ex-partner. Van de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond is geen sprake.
11 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
RECHTDOENDE beslist de kantonrechter als volgt.
Hij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 6 is omschreven.
Hij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Hij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 8 vermelde strafbare feit.
Hij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Hij bepaalt dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op donderdag 13 oktober 2005.