ECLI:NL:RBBRE:2005:AU3254
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Breeman
- A. van den Heuvel
- J. de Bruijn
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bij niet-naleving van art. 167a Sv in strafzaak tegen minderjarige
In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Breda op 19 augustus 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, in strijd met artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering, niet in de gelegenheid is gesteld haar mening over de wenselijkheid van vervolging kenbaar te maken. Dit gebrek aan zorgvuldigheid heeft geleid tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging.
De rechtbank heeft de gedingstukken bekeken en het verweer van de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A. Lo A Foe, gehoord. De officier van justitie heeft niet kunnen aantonen dat het slachtoffer, de minderjarige, op de hoogte was van de strafzaak en dat zij haar mening over de vervolging heeft kunnen geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vervolging niet is gestart op basis van een aangifte, maar op basis van een getuigenverklaring in een ander onderzoek, waarin de minderjarige slechts haar persoonlijke omstandigheden beschrijft.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet aan de vereisten van zorgvuldigheid heeft voldaan, zoals vastgelegd in artikel 167a Sv, en dat het belang van het slachtoffer niet in de beoordeling is betrokken. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vervolging. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.