137872 / HA ZA 04-1742 RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team handelsrecht
27 juli 2005 Enkelvoudige Kamer
VONNIS
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiser 2],
3. [Eiser 3],
allen wonende te Etten-Leur,
eisers in conventie bij dagvaarding van 17 april 2003,
v e r w e e r d e r s in reconventie,
procureur: mr. R.A.W. van Oudheusden,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Etten-Leur,
gedaagde in conventie,
e i s e r in reconventie,
procureur: mr. J.E.J. van Dijk.
1. Het verdere verloop van het geding.
Dit blijkt uit de volgende processtukken:
? het tussenvonnis van 2 juli 2003 en de daarin genoemde stukken;
? de conclusie van antwoord in reconventie, met productie 8 tot en met 11;
? het proces-verbaal van de op 4 september 2003 gehouden comparitie van partijen;
? de conclusie van repliek in conventie, met productie 12 tot en met 16;
? de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie;
? de conclusie van dupliek in reconventie;
? de akte van gedaagde in conventie, met een productie;
? de antwoordakte;
? de akte houdende vermeerdering van eis van eisers in conventie;
? de antwoordakte vermeerdering eis.
Partijen worden hierna veelal [Eisers]. en [Gedaagde] genoemd.
2. Het geschil.
In conventie vorderen [Eisers]., na vermeerdering van de eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair: [Gedaagde] te veroordelen om alle op zijn perceel aan de [adres] geplante bomen binnen een afstand van twee meter van de erfafscheiding met de percelen van [Eisers]., waaronder derhalve ook de eind 2004/begin 2005 geplante kerstbomen, alsmede de zich op zijn perceel bevindende Canadese populier te verwijderen, althans de Canadese Populier te (doen) snoeien tot een gebruikelijke en voor [Eisers]. aanvaardbare hoogte en omvang met bepaling dat zulks dient te geschieden door een erkend hoveniersbedrijf op kosten van [Gedaagde] en na overleg met [Eisers]., binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 750,-- per dag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [Gedaagde] na afloop van deze termijn daarmede in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,--, althans door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedragen, alsmede te bepalen dat indien [Gedaagde] aan de veroordeling niet vrijwillig gehoor geeft [Eisers]. gemachtigd zullen zijn datgene te doen waartoe [Gedaagde] veroordeeld wordt door middel van het inschakelen van een hoveniersbedrijf, zulks voor rekening en risico van [Gedaagde], en met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
subsidiair: te verklaren voor recht dat [Eisers]. gerechtigd zijn om alle boven hun percelen hangende takken afkomstig van de bomen van [Gedaagde] eigenmachtig te (doen) snoeien en te (doen) verwijderen op kosten van [Gedaagde];
2. [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure.
[Gedaagde] vordert in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat [Gedaagde] door verjaring een erfdienstbaarheid heeft verkregen ten laste van de percelen gemeente Etten-Leur, sectie L nummers [X], [Y] en [Z] om op zijn perceel gemeente Etten-Leur sectie L nummer [A] bomen aanwezig te hebben binnen de afstand van artikel 5:42 BW tot de grenslijn met de laatstgenoemde percelen en om voorts boven laatstgenoemde percelen takken van op zijn eerstgenoemd perceel aanwezige bomen te laten hangen, in afwijking van artikel 5:44 BW;
2. gedaagde sub 3 te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een schadevergoeding aan [Gedaagde] te betalen van € 40.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de conclusie van eis in reconventie is genomen, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen tijdstip, tot de dag der voldoening;
3. [Eisers]. te veroordelen in de kosten van het geding, de kosten van de notariële akte ter inschrijving van de erfdienstbaarheid daaronder begrepen.
Partijen weerspreken de vorderingen over en weer.
3. De verdere beoordeling.
in conventie en in reconventie:
3.1 De vorderingen in conventie en in reconventie worden vanwege hun nauwe samenhang gezamenlijk behandeld.
3.2 Partijen zijn het erover eens dat de tijdens de comparitie van partijen op 4 september 2004 gesloten overeenkomst als vervat in het voornoemde proces-verbaal is geëindigd en dat de destijds doorgehaalde procedure met rolnummer 119882/HA ZA 03-735 wederom op de rol is geplaatst teneinde voort te procederen in de stand waarin de procedure zich ten tijde van de doorhaling bevond. De rechtbank zal partijen hierin volgen.
3.3 Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast:
a. [Eisers]. zijn allen woonachtig aan de [adres] te Etten-Leur, op percelen die in het kadaster van de gemeente Etten-Leur zijn geregistreerd als sectie L, nummers [X], [Y] en [Z]. De achtertuinen van [Eisers]. grenzen aan het perceel van [Gedaagde] dat is gelegen aan de [adres] te Etten-Leur, kadastraal bekend gemeente Etten-Leur, sectie L, nummer [A].
b. [Gedaagde] heeft op zijn perceel, binnen twee meter van de grenslijn van het perceel van eisers sub 1 en 2, een rij esdoorns geplant. Een deel van de esdoorns is door [Gedaagde] in 2000 geplant, een ander deel reeds eerder. Na de comparitie van partijen heeft [Gedaagde] een esdoorn die zich op minder dan twee meter van de erfafscheiding met eiseres sub 2 bevond verwijderd.
c. Naast de voornoemde esdoorns bevindt zich op het perceel van [Gedaagde], op een afstand van meer dan twee meter van de erfafscheiding, een Canadese populier. Voorts bevinden zich op het perceel van [Gedaagde] en binnen twee meter van de erfafscheiding van [Eisers]. een aantal kerstbomen die [Gedaagde] daar eind 2004, begin 2005 heeft geplaatst.
d. Er bestaat geen verordening of een plaatselijke gewoonte op grond waarvan het hebben van bomen op een kleinere afstand dan twee meter van de erfafscheiding is toegestaan.
e. Bij brief van 25 mei 2000 (niet overgelegd) heeft eiser sub 3 [Gedaagde] aangemaand om overhangende takken te verwijderen en om de bomen die zich binnen twee meter van de erfgrens bevonden te verwijderen.
f. Bij brief van 30 september 2000 heeft [Gedaagde] hierop medegedeeld dat de aanwezigheid van de bomen met overhangende takken op zijn perceel niet in strijd is met enige wettelijke bepaling nu te dien aanzien door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan.
g. Bij brief van 4 oktober 2000 heeft de Vereniging Eigen Woning [Gedaagde] namens [Eisers]. verzocht de overhangende takken te (laten) verwijderen en de door hem binnen een afstand van twee meter van de erfgrens geplaatste bomen te verwijderen. Voorts is medegedeeld dat bij gebreke daarvan niet geschroomd zal worden een procedure tegen hem aan te spannen om hem alsnog te bewegen zijn rechtsplichten na te komen.
3.4 [Eisers]. gronden hun vordering op onder meer artikel 5:42 BW. Zij stellen dat de esdoorns en de kerstbomen zich binnen de in deze bepaling genoemde verboden zone bevinden en dat zij [Gedaagde] daartoe geen toestemming hebben gegeven. Voorts stellen zij dat hen door de aanwezigheid van de bomen, waaronder de Canadese populier, onrechtmatig hinder wordt toegebracht waardoor het woongenot van [Eisers]. op een meer dan normale wijze wordt aangetast. Volgens [Eisers]. onthouden de bomen hen grotendeels het zonlicht en worden zij door de van de bomen afkomstige bloesem en bladeren geconfronteerd met (dreigende) verstoppingen van de riolering, de afvoerputten en de dakgoten. Voorts ondervinden zij last van ongedierte (bladluis) dat van de bomen afkomt en van het geluid van vogels die in groten getale in de bomen van [Gedaagde] huizen en nestelen, aldus [Eisers]. De populier levert daarnaast een reëel gevaar op doordat er takken afbreken die in hun tuinen terechtkomen, aldus nog steeds [Eisers].
3.5 [Gedaagde] voert allereerst aan dat eisers sub 1 en 2 geen belang (meer) hebben bij hun vorderingen nu de esdoorns, na het omhakken van een esdoorn achter het perceel van eiser sub 2, zich slechts nog bevinden binnen twee meter van de erfafscheiding van eiser sub 3 zodat eisers sub 1 en 2 hierdoor ook geen last meer kunnen hebben van de esdoorns of overhangende takken van deze bomen. Bovendien zijn de overhangende takken van de Canadese populier inmiddels verwijderd, aldus [Gedaagde]. [Gedaagde] stelt zich voorts op het standpunt dat de rechtsvordering tot verwijdering van de esdoorns op (uiterlijk) 1 januari 1994 is verjaard. Hij stelt dat hij na de voltooiing van de verjaringstermijn op grond van artikel 3:105 lid 1 BW dan wel op grond van artikel 3:99 BW een erfdienstbaarheid heeft verkregen die meebrengt dat [Eisers]. de aanwezigheid van de esdoorns en eventuele overhangende takken moeten dulden. Hij voert daartoe aan dat hij de strook grond waarop de esdoorns zich bevinden in 1972 in eigendom heeft verkregen en dat hij kort daarop, uiterlijk in 1973, een rij van vijf esdoorns heeft geplant om inkijk in zijn woning vanuit de toen nog te realiseren nieuwbouw te verhinderen. Sinds het planten van de esdoorns heeft geen der voormalige buren ooit zijn beklag gedaan over de aanwezigheid van de esdoorns. Ten aanzien van de in 2000 geplante esdoorns (scheuten) beroept hij zich op overeenkomstige toepassing van artikel 3:105 lid 2 BW omdat deze esdoorns door hem zijn geplant ter opvulling van de gaten die waren ontstaan nadat [Eisers]. in 1999 op grove, agressieve wijze de takken van de reeds bestaande esdoorns hadden verwijderd. Als gevolg van deze snoei zien vier van de vijf esdoorns “er niet meer uit” en kwam er veel doorkijk in de rij waardoor hij schade heeft geleden die hij begroot op vervangingskosten van € 10.000,-- per boom, aldus [Gedaagde]. Tenslotte betwist [Gedaagde] dat sprake is van (ongebruikelijke) overlast of gevaar. Volgens hem nemen de esdoorns geen zon weg in de tuinen van eisers nu de bomen ten noordoosten van de tuinen zijn gesitueerd. De Canadese populier bevindt zich niet in een slechte staat en vormt geen gevaar voor [Eisers]., aldus [Gedaagde].