2. Gedaagde heeft, verkort weergegeven, als volgt verweer gevoerd.
Op 12 februari 2004 gaat zij een overeenkomst aan met eiseres voor juridische ondersteuning inzake de Nederlandse ontslagwetgeving. In een dergelijke relatie staat het vertrouwen tussen raadsman en cliënt centraal. Naarmate het dossier vorderde, raakte dit vertrouwen compleet zoek wat maakt dat dit dossier een totaal andere bestemming heeft gekregen en dit volledig buiten de wil van gedaagde om. Toen zij om die reden om de stopzetting van verdere handelingen verzocht, ontving zij een factuur die niet in overeenstemming is met de eerder gemaakte afspraken en prestaties omvat die niet gepresteerd zijn of niet gepresteerd hadden moeten worden.
Door eiseres zijn twee verweerschriften zijn opgemaakt. Intussen vond gedaagde een nieuwe functie die contractueel zijn aanvang zou vinden op 1 april 2004. Met deze nieuwe functie in het vooruitzicht had gedaagde alle belang bij een snelle en vlotte beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij haar toenmalige werkgeefster. Eiseres had dit steeds aangemoedigd en zou de onderhandelingen met de werkgeefster overnemen. Deze onderhandelingen hebben nooit plaatsgevonden. Eiseres heeft geen contact opgenomen met de werkgeefster hoewel dit wel in rekening wordt gebracht op de factuur. In plaats van de beloofde onderhandelingen kreeg gedaagde op 9 maart 2004 een e-mail waarin tot ondertekening verzocht werd over te gaan tot machtiging voor een rechtszaak. Deze machtiging heeft gedaagde geweigerd te ondertekenen en stelde haar in het vermoeden dat men zonder deze machtiging niet kon overgaan tot een rechtszaak ongeacht de initiële overeenkomst van 12 februari 2004. Er waren dus handelingen gesteld die niet hadden mogen plaatsvinden.
Toen eiseres er gedaagde in het eerstvolgend telefonisch gesprek van wilde overtuigen dat een ontbinding op 15 maart 2004 of zelfs op 1 april 2004 toch niet mogelijk was kreeg gedaagde argwaan. Toen haar aangeraden werd zich blijvend ziek te melden en zo zonder probleem de nieuwe functie kon aanvangen bij de nieuwe werkgever, had gedaagde niet langer het gevoel nog juridisch bijgestaan te worden. Zij had de indruk gekregen dat eiseres doelbewust aanstuurde op een harde confrontatie met haar toenmalige werkgeefster via de rechtbank, om op die manier een hoge ontslagpremie te kunnen vorderen. Op dat moment was eiseres niet langer bezig met de juridische belangen van gedaagde maar met haar financiële belangen en dit zonder rekening te houden met de wensen van gedaagde.
Op dat moment was gedaagde nog steeds niet op de hoogte dat eiseres zonder ondertekening van de machtiging, reeds op 8 maart 2004 (vóór dat haar om een machtiging is verzocht) overgegaan was tot het indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank. Pas op 12 maart 2004 was zij voor het eerst op de hoogte van het verzoekschrift en realiseerde zij zich dat er van overleg in dit dossier geen sprake meer was. Gezien het vertrouwen dat reeds eerder beschaamd werd en ondanks herhaalde pogingen om eiseres te laten weten dat zij niet wou overgaan tot het indienen van een dergelijk verzoekschrift heeft gedaagde dat eigenhandig ingetrokken bij de rechtbank. De beëindiging van de overeenkomst is vervolgens niet betwist door eiseres en er volgde een factuur voor prestaties die echter het onbetwiste gedeelte ruimschoots overschreed.
Bij brief van 7 mei 2004 van eiseres aan gedaagde wordt verwezen naar: een vertrouwensbasis, de op 15 maart 2004 voor hem onbekende redenen van indiening eigen ontslag (ondanks verscheidene mails in bijlagen), torpedering van kansen, schade van belangen, eigenzinnig en wispelturig handelen en tal van andere verwijten; de brief eindigt met de zin: “tenslotte deel ik u mede dit schrijven als het sluitstuk van deze discussie te beschouwen en ik zal hierover met u geen verdere correspondentie meer onderhouden”. Elke mogelijke vorm van discussie werd aldus definitief afgebroken.
Gedaagde betwist de hoogte en de inhoud van de factuur daar die volgens haar enerzijds niet in overeenstemming is met de initiële overeenkomst en anderzijds prestaties omvat die niet gepresteerd zijn of niet gepresteerd hadden mogen worden, voorzover zij het onbetwiste gedeelte van € 887,15(zijnde € 140 ,= x 5 vermeerderd met 6,5 % en 19% BTW) overschrijden.