1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld te Vught,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Goedkoop, advocaat te Breda.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 17 mei 2005 te Oosterhout met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk Ford) heeft
weggenomen een autoradio/cd-speler (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2005 te Oosterhout, in elk geval in Nederland,
autoradio/CD-speler (merk Sony) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die autoradio/CD-speler wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
art 416 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 mei 2005 te Oosterhout met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een personenauto (merk Ford) heeft weggenomen een autoradio/cd-speler (merk Sony), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Ter terechtzitting is door de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken terzake hetgeen hem primair is tenlastegelegd, de diefstal van de autoradio/cd-speler, omdat niet gezien is dat het verdachte is geweest die de betreffende auto heeft opengebroken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de aangifte van [naam aangever] blijkt dat op 17 mei 2005 tussen 8.45 uur en 12.00 uur de auto van het slachtoffer is opengebroken en dat daaruit een autoradio/cd-speler is weggenomen. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat verdachte op 17 mei 2005 omstreeks 9.30 uur bij hem in de woning is geweest en hem een autoradio te koop heeft aangeboden. Verklaard is dat verdachte tegen [naam getuige] heeft verteld dat hij die ochtend de autoradio uit een auto had gestolen. Nadat door getuige [naam getuige] de politie werd ingeschakeld, hebben verbalisanten onder verdachte de autoradio/cd-speler, afkomstig uit de auto van het slachtoffer, in beslag genomen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de autoradio/cd-speler heeft gevonden niet geloofwaardig. Met name gelet op het korte tijdsverloop acht de rechtbank op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die de autoradio/cd-speler heeft weggenomen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, en tot oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), met bepaling dat na zes maanden door de rechtbank een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden. Voorts is verzocht te bepalen dat na zes maanden een psychologisch rapport over verdachte zal worden uitgebracht over de vraag of er sprake is van een stoornis die aan behandeling en/of verblijf in de inrichting in de weg staat.
Bij het formuleren van zijn eis is de officier van justitie uitgegaan van een bewezenverklaring van hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard liever geen ISD-maatregel te willen omdat hij daar angst voor heeft.
Omtrent de op te leggen straf en maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een auto-inbraak. Daarbij heeft verdachte materiële schade veroorzaakt aan de auto van het slachtoffer. Dit heeft voor het slachtoffer tot gevolg gehad dat zij van dit feit ergernis en ongemak heeft ondervonden. De rechtbank is gebleken dat verdachte al eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. Uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte al vele malen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Op verzoek van de officier van justitie is door de reclasseringsinstelling Novadic & Kentron over verdachte een voorlichtingsrapport uitgebracht. Deze rapportage is tot stand gekomen met behulp van het diagnostisch instrument Recidive Inschattings Schalen (RISc). Uit dit rapport blijkt onder meer dat verdachte vanaf zijn 18e veelvuldig winkeldiefstallen en auto-inbraken heeft gepleegd welke grotendeels terug te leiden zijn naar zijn jarenlange heroïneverslaving. Verdachte heeft ook diverse periodes gekend van opname in het Psychiatrisch Centrum Oosterhout.
Novadic & Kentron acht de kans dat verdachte zal recidiveren groot omdat zijn delictpatroon reeds jarenlang hetzelfde is en er geen vooruitzicht is op verandering. Belangrijke factoren hierbij zijn het criminele verleden van verdachte, de omstandigheid dat verdachte geen inkomsten en huisvesting heeft en het middelengebruik, in combinatie met een chronisch schizofreen ziektebeeld.
De rapporteur van Novadic & Kentron is van mening dat hulpverleningsinterventies zich moeten richten op het gebied van huisvesting, arbeid en controle op middelengebruik en delinquentie. Aangegeven wordt dat het van belang is dat de interventies zo lang mogelijk plaatsvinden in een gesloten kader omdat gebleken is dat verdachte het in het verleden vaak na korte tijd al liet afweten en niet in staat was zijn motivatie vast te houden.
De rechtbank is op grond van de bevindingen van de reclasseringsinstelling Novadic & Kentron van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren wenselijk en noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. Het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Tenslotte eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel na zes maanden van belang is.
De rechtbank ziet in het rapport van Novadic & Kentron, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een chronisch schizofreen ziektebeeld, tevens aanleiding te bepalen dat uiterlijk binnen vijf maanden na tenuitvoerlegging van de maatregel een rapport over de verdachte wordt uitgebracht door een psycholoog of een psychiater. Daarbij dient deze zich uit te laten over de vraag of de persoonlijkheid van verdachte aan een succesvolle uitvoering van de maatregel in de weg staat en/of in de persoonlijkheid van verdachte een contra-indicatie is gelegen voor langdurig verblijf van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis noodzakelijk is. Dit brengt met zich dat de ISD-maatregel onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd.
Na te melden straf en maatregel acht de rechtbank passend.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 38m, 38s, 310 en 311 van het wetboek van strafrecht.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderd (100) dagen.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de termijn van twee (2) jaren.
Zij gelast een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van
de tenuitvoerlegging van de maatregel na zes maanden na aanvang ervan.
Zij bepaalt dat de officier van justitie uiterlijk veertien dagen vóór dat tijdstip de rechtbank zal berichten als bedoeld in artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarbij is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
Zij gelast dat uiterlijk binnen vijf maanden na tenuitvoerlegging van de maatregel een rapport over de veroordeelde wordt uitgebracht door een psycholoog of een psychiater waarbij deze zich dient uit te laten over de vraag of in de persoonlijkheid van verdachte een contra-indicatie is gelegen voor langdurig verblijf van de veroordeelde in een inrichting voor stelselmatige daders.
Zij bepaalt dat de officier van justitie het rapport van de deskundige tijdig vóór tussentijdse beoordeling aan de rechtbank doet toekomen.
Zij heft op de voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de oplegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen, voorzitter, mr. Kooijman, vice-president, en mr. Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier Van den Goorbergh en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 augustus 2005.