1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Piet, advocaat te Tilburg.
De verdachte staat terecht, terzake dat
hij op of omstreeks 10 mei 2005 te Tilburg ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen een (personen)auto (merk Volvo) en/of (een)
goed(eren) van zijn gading uit die (personen)auto, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, daartoe een slot van een portier van die auto
heeft geforceerd en/of uit dat portier heeft verwijderd, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 mei 2005 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto (merk Volvo) en/of (een) goed(eren) van zijn gading uit die personenauto, toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak of verbreking , daartoe een slot van een portier van die auto
heeft geforceerd en uit dat portier heeft verwijderd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft hierbij kennelijke misslagen verbeterd, waardoor de verdachte niet in zijn belangen is geschaad.
Hetgeen hiervoor meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, en tot oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel), met bepaling dat na zes maanden door de rechtbank een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel zal plaatsvinden. Voorts is verzocht te bepalen dat na zes maanden een psychologisch rapport over verdachte zal worden uitgebracht over de vraag of er sprake is van een stoornis die aan behandeling in de weg staat.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een auto-inbraak. Door het plegen van dit feit is materiële schade voor het slachtoffer ontstaan. Dit heeft voor het slachtoffer tot gevolg gehad dat hij van dit feit ergernis en ongemak heeft ondervonden.
De rechtbank is gebleken dat verdachte al eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. Uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte al vele malen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Op verzoek van de officier van justitie is door de reclasseringsinstelling Novadic & Kentron over verdachte een voorlichtingsrapport uitgebracht. Deze rapportage is tot stand gekomen met behulp van het diagnostisch instrument Recidive Inschattings Schalen (RISc).
Novadic & Kentron acht de kans op recidive bij verdachte zeer hoog. Belangrijke factoren daarbij zijn het crimineel verleden, opleiding en arbeidsverleden, omgaan met financiën en relaties met familieleden en houding.
De rechtbank acht zich op grond van het rapport van Novadic & Kentron onvoldoende voorgelicht om verdachte thans de ISD-maatregel op te leggen.
Verdachte is ter terechtzitting gehoord. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat bij verdachte sprake is van een beperkte intelligentie. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in het kader van een ISD-maatregel niet enkel volstaan kan worden met het summiere rapport van Novadic & Kentron; de rechtbank heeft behoefte aan een meer diepgaande rapportage omtrent de persoon van verdachte. Ook de rapporteur van Novadic & Kentron heeft kennelijk behoefte aan nadere rapportage over verdachte gezien het advies om verdachte te laten onderzoeken door een psycholoog. Het had op de weg van de reclasseringsinstelling gelegen om een dergelijk onderzoek te verrichten en zo inzicht te geven in de bij verdachte bestaande problematiek.
Tijdens de beraadslagingen heeft de rechtbank overwogen om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen over verdachte een persoonlijkheidsonderzoek te laten verrichten. Het is de rechtbank bekend dat een dergelijk onderzoek enkele maanden in beslag neemt. Niet uit het oog mag worden verloren het strafbare feit waarvoor verdachte veroordeeld wordt, te weten een poging tot diefstal van goederen uit een personenauto. Verdachte heeft inmiddels 100 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Heropening van het onderzoek zou, in het licht van het doel waarvoor dat onderzoek wordt verricht, met zich mee brengen dat verdachte nog langer in voorlopige hechtenis zou moeten verblijven en dat acht de rechtbank, gelet op het bewezenverklaarde feit, niet rechtvaardig.
Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.
12 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 310 en 311 van het wetboek van strafrecht.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van honderd (100) dagen.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Rouwen en mr. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Van den Goorbergh en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 augustus 2005.