ECLI:NL:RBBRE:2005:AT8482

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
147164 /KG ZA 05-331
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteurs- en modelrechten van de VIP fauteuil door de Highback fauteuil

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda werd behandeld, stond de vraag centraal of de Highback fauteuil, ontworpen door Gerard van den Berg, inbreuk maakt op de auteurs- en modelrechten van de VIP fauteuil van Harvink Collections. Harvink had op 2 maart 2004 een model gedeponeerd bij het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen en vorderde in kort geding dat Label Produkties B.V. zou worden verboden inbreuk te maken op haar rechten. De voorzieningenrechter beoordeelde de vorderingen van Harvink aan de hand van de Auteurswet en de Benelux Tekeningen- en Modellenwet.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de VIP fauteuil, hoewel geïnspireerd door eerdere ontwerpen, voldoende eigen karakter en oorspronkelijkheid bezat om auteursrechtelijke bescherming te genieten. Echter, de rechter concludeerde dat de Highback fauteuil in zijn totaliteit zodanig afwijkt van de VIP fauteuil dat er geen sprake was van inbreuk. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Harvink af, waarbij werd opgemerkt dat de totaalindruk van de Highback een moderne uitstraling heeft, terwijl de VIP een nostalgische indruk maakt. De rechter concludeerde dat de verschillen in ontwerp en uitstraling tussen beide fauteuils significant genoeg waren om te stellen dat er geen inbreuk op de auteurs- en modelrechten van Harvink was.

De uitspraak werd gedaan op 30 juni 2005, waarbij de voorzieningenrechter de kosten van het geding voor rekening van Harvink stelde, aangezien deze in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Harvink de kosten onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

147164 /KG ZA 05-331 RECHTBANK BREDA
30 juni 2005 Sector civiel recht
Team handelsrecht
Voorzieningenrechter
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de besloten vennootschap
HARVINK COLLECTION B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te IJsselstein, e i s e r e s bij dagvaarding van 10 juni 2005,
procureur: mr. R.A.H. Post,
advocaat : mr. F.M. Bus te Utrecht,
t e g e n :
de besloten vennootschap
LABEL PRODUKTIES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
g e d a a g d e ,
procureur: mr. R.A.H. Post,
advocaat: mr. A.C.L. Varossieau te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Bus en de door eiseres in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Varossieau en de door gedaagde in het geding gebrachte producties.
2. Het geschil.
Eiseres, hierna te noemen Harvink, vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagde, hierna te noemen Label, met onmiddellijke ingang verbiedt inbreuk te maken op de auteurs- en modelrechten van Harvink, daaronder begrepen ieder openbaar maken of vervaardigen, doen vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren of anderszins verhandelen van die fauteuils die identiek zijn aan, of slechts ondergeschikte verschillen vertonen met de fauteuil VIP van Harvink, daaronder begrepen het model Highback, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag of per geval, zulks ter keuze van Harvink, van gehele of gedeeltelijke overtreding van dit verbod;
2. Label beveelt binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Harvink schriftelijke opgave te doen van:
a. de exacte naam en het adres van haar leverancier van de litigieuze fauteuils, alsmede het exacte aantal dat van dat model door Label is ingekocht en/of besteld, met opgave van de daarvoor geldende inkoopprijs per fauteuil;
b. het exacte aantal van de litigieuze fauteuils dat door Label is verkocht en/of waarvoor bestellingen zijn genoteerd, onder vermelding van de daarvoor ontvangen en/of afgesproken prijs;
c. namen en adressen van alle personen of ondernemingen aan wie Label de bedoelde fauteuils in de Benelux heeft geleverd of verkocht of van wie Label bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exacte aantal fauteuils per afnemer en de bijbehorende prijs of prijzen;
d. de exacte aantallen van de fauteuils, die Label zelf op enige lokatie in voorraad heeft of die enige derde voor Label in bewaring houdt;
3. Label beveelt binnen vier werkdagen na betekening van dit vonnis aan al hun hierboven onder c. bedoelde personen of ondernemingen (met gelijktijdige kopie aan de advocaat van Harvink) mee te delen dat de onder hen berustende voorraad van de bedoelde fauteuils door Label wordt teruggenomen, onder aanbieding van terugbetaling c.q. creditering van koopprijzen, vergoeding van transportkosten voor retournering en eventuele andere kosten of schade van die personen of ondernemingen;
4. Label beveelt zijn gehele voorraad van de bedoelde producten alsmede de ingevolge onderdeel 3 hierboven geretourneerde producten alsmede exemplaren van de bedoelde producten die na de datum van dit vonnis nog bij Label mochten binnenkomen, binnen vier weken na betekening van het vonnis ter keuze van Harvink, hetzij op een door Harvink te bepalen adres in Nederland aan Harvink af te geven, hetzij deze op eigen kosten in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van Harvink te doen vernietigen, met het bevel om gelijktijdig ten behoeve van Harvink aan haar advocaat schriftelijk op te geven het totale aantal van de desbetreffende producten;
5. Label veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag of ieder geval, zulks ter keuze van Harvink, van gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van enig hierboven onder 2, 3 of 4 bedoeld bevel;
6. de termijn ex artikel 260 Rv bepaalt op zes maanden na de datum van dit vonnis;
7. Label veroordeelt in de kosten van dit geding.
Label heeft de vorderingen bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
- Harvink heeft op 2 maart 2004 bij het Benelux-Bureau voor tekeningen of modellen onder inschrijvingsnummer 36304-03 het hier onder afgebeelde model gedeponeerd met de vermelding fauteuil voor de klasse 6-01.
VIPaVIPb
- Harvink heeft deze fauteuil onder de naam VIP voor het eerst aan het publiek tentoongesteld op de voorjaarsshow in de showroom van Harvink van 8 tot 11 februari 2004.
- Label biedt sinds kort in de showroom van haar bedrijfsruimte onder de naam Highback de hier onder afgebeelde, door Gerard van den Berg ontworpen fauteuil aan. [foto Highback]
3.2
Harvink grondt haar vorderingen op de artikelen 27a en 28 van de Auteurswet en op de artikelen 14 lid 2 en 3 en 14bis lid 1 en 5 van de BTMW (Benelux Tekeningen- en Modellenwet). Harvink stelt daartoe dat Label inbreuk maakt op haar auteurs-en modelrechten op de VIP, door fauteuils te vervaardigen, die Label onder de naam Highback op de markt brengt, welke hetzelfde uiterlijk vertonen als de VIP van Harvink, althans bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekken dan de VIP.
3.3
Label voert als primair verweer dat de VIP niet auteursrechtelijk danwel modelrechtelijk is beschermd, omdat de VIP een eigen karakter en een persoonlijk stempel van de maker mist en omdat het uiterlijk van de VIP ten tijde van het model depot niet als nieuw viel te kwalificeren. Ter onderbouwing van die stelling heeft Label als producties 11a tot en met 11x afbeeldingen overgelegd van stoelen waarvan het uiterlijk van de VIP zou zijn afgeleid. Onder verwijzing naar genoemde producties betoogt Label dat de Nederlandse architect/ontwerper Mart Stam als eerste een achterpootloze buisframestoel heeft ontworpen in 1926 en dat de Nederlandse rechter toen reeds heeft bepaald dat de stoel van Mart Stam geen auteursrechtelijk bescherming geniet, omdat de lichte en flexibele constructie van het buisframe geheel zou zijn ingegeven door technische functionele aspecten. Label stelt tevens dat ontwerpers in de jaren 20/30, waaronder Van Rohe, M. Breuer, Charles Eames, Lorenz en Prampolini, variaties op het buisframe hebben aangebracht door in het frame een lichte helling achterover of voorover aan te brengen, door de de verticale buis in een ronding te buigen, door in hoogte te variëren en door een anders vormgegeven zitting of rugleuning aan te brengen. Wat het zitgedeelte betreft stelt Label dat de vorm van het zitgedeelte in drie delen, een trapeziumvorm waarbij het bovenste deel geknikt is, vaker voorkomt en dat modellen bestaan die een nagenoeg identiek zitvlak hebben, geplaatst in dezelfde schuintegraad. Tenslotte voert Label aan dat de zwarte armleggers bekend zijn van de modellen van Gispen, Breuer, van der Rohe en vele andere ontwerpers uit de jaren 20 en 30. Volgens Label heeft de VIP binnen deze stijl van buisframemeubelen geen eigen karakter, en is ook de combinatie van de bekende elementen niet nieuw.
3.4
Als uitgangspunt geldt dat een werk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt indien het een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Bij de beoordeling van de beschermwaardigheid van de VIP dient het door alle elementen ervan tezamen opgeroepen totaalbeeld te worden beschouwd en moet worden beoordeeld of de VIP in zijn totaliteit bezien voldoende eigen karakter bezit om auteursrechtelijke bescherming te genieten, ook al waren een of meer van de gecombineerde visuele elementen van de VIP op zichzelf reeds bekend.
3.5
Het staat buiten kijf dat de ontwerper van de VIP is geïnspireerd door fauteuils met buisframes die zijn ontworpen in de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw in de zogenaamde Bauhaus-stijl. Het buisframe dat onderdeel uitmaakt van de VIP is een variatie op buisframes die reeds ontworpen zijn in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw. Ook de armleggers, de vorm van de rugleuning en het zitgedeelte zijn, in een iets andere variant, eerder gebruikt. Het gaat er echter niet om of verschillende elementen van de VIP eerder werden gebruikt maar of gebruikmaking van reeds eerder bekende elementen op zodanige wijze heeft plaatsgevonden, dat de VIP een eigen karakter heeft en voldoende origineel is en oorspronkelijk ten opzichte van andere stoelen. In het onderhavige geval is de combinatie van deze bekende elementen op zodanige wijze uitgevoerd dat niet op voorhand gezegd kan worden dat de VIP in het geheel geen eigen karakter heeft. Denkbaar is dat een andere ontwerper de samenstelling van deze bekende elementen anders tot stand zou hebben gebracht. Het feit dat de ontwerper bestaande en bekende, en dus niet nieuwe elementen in de VIP heeft verwerkt, doet aan het voorgaande niet af, maar leidt er wel toe dat de wel aan te nemen auteursrechtelijke bescherming van geringe omvang is.
3.6
Voor modelrechtelijke bescherming van het door Harvink gedeponeerd model is krachtens art. 1 BTMW vereist dat het model nieuw is en een eigen karakter heeft.
Hetgeen hiervoor over de bekendheid van de gecombineerde elementen is overwogen heeft tot gevolg dat weliswaar modelrechtelijke bescherming kan worden aangenomen doch dat die eveneens van geringe omvang is.
3.7
Harvink heeft ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van inbreuk op haar auteurs- en modelrechten aangevoerd dat de totaalindruk van de Highback vrijwel identiek is aan de VIP. Harvink wijst daarbij op de gelijkende combinatie van het lage achterpootloze buisframe met een hoge zitkuip die bestaat uit drie trapeziumvormige gedeelten, die niet rond in elkaar overvloeien maar duidelijk onderscheiden gedeeltes zijn, die bovendien geknikt zijn ten opzichte van elkaar, ook de twee gedeeltes van de rugleuning. De kuip van model Highback bestaat evenals bij de VIP uit een dik kussen dat hoekig en strak is vormgegeven. Volgens Harvink komen de maatvoering en de verhoudingen van beide stoelen op het oog ook sterk overeen. Het enige noemens-waardige verschil tussen beide modellen is dat het verticale gedeelte van het buisframe van model VIP enigszins naar voren helt, terwijl het verticale gedeelte van model Highback enigszins naar achter helt, maar volgens Harvink is dit verschil bij het voor- en schuinvooraanzicht niet zichtbaar, zodat het totaalbeeld van beide stoelen gelijk is.
3.8
Label heeft daar tegenover aangevoerd dat de Highback geen inbreuk maakt op auteursrechten of modelrechten op de VIP, omdat de Highback een andere totaalindruk maakt dan de VIP. Label wijst in dit verband op de navolgende verschillen: de bij de VIP aanwezige zwarte armleggers ontbreken bij de Highback; het verticale buisframe aan de voorzijde van de VIP helt voorover, terwijl deze bij de Highback achterover helt; het zitgedeelte eindigt bij de VIP voor de verticale zijde van het frame, terwijl de zitting van de Highback over de verticale zijde van het frame eindigt; bij de VIP lijken de rug- en zitleuning te zweven in het frame doordat de leuningen los lijken te staan van het frame, terwijl bij de Highback de rug- en zitleuning duidelijk op het frame rusten; de zitting van de VIP lijkt te bestaan uit drie losse kussens, terwijl de zitting van de Highback duidelijk uit één stuk bestaat dat op twee punten gebogen is; de zitting en rugleuning van de VIP zijn dik, bol en gevuld terwijl de zitting en rugleuning van de Highback een strakke magere uitstraling hebben; de kussens van de VIP zijn vierkant, terwijl de kussens van de Highback zijn afgerond.
3.9
Vooropgesteld wordt dat in dit kort geding uitsluitend het ter zitting getoonde exemplaar van de VIP ter beoordeling kan staan, omdat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van inbreuk op auteursrecht steeds het werk ten aanzien waarvan de inbreuk wordt gesteld, beoordeeld moet worden. De stellingen van Harvink betreffende overeen-stemming met andere uitvoeringen van de VIP, aangezien de VIP verkrijgbaar is in meerdere kleuren, met of zonder armleggers, in verschillende uitvoeringen van het buisframe en met leren of stoffen bekleding worden gepasseerd, nu geen van die varianten, waarop eventueel auteursrecht rust, is getoond en evenmin daarvan een afbeelding is overgelegd. Voor de beoordeling van de gestelde inbreuk op modelrecht geldt dat uitsluitend dient te worden uitgegaan van het gedeponeerde model.
3.1
Opmerking verdient dat de vergelijking van de VIP met de Highback is geschied door de ter zitting getoonde –en voor de oordeelsvorming door de voorzieningenrechter achtergelaten- exemplaren met elkaar te vergelijken. Niet uit te sluiten valt dat de in dit vonnis weergegeven afbeeldingen van de VIP en de Highback onvoldoende duidelijk zijn en om die reden een andere indruk wekken dan de indruk die wordt gewekt bij drie-dimensionale waarneming.
3.11
Vergelijking van de ter zitting getoonde VIP met de ter zitting getoonde Highback wijst uit dat de totaalindruk die de VIP maakt, in rechtens relevante mate afwijkt van de totaalindruk van de Highback. De VIP maakt een indruk van een degelijke zware luxe feauteuil, met een nostalgische uitstraling die associaties oproept met stijlvormen uit het verleden. De Highback daarentegen maakt door het eenvoudige minimalistische ontwerp en slankere belijning een moderne eigentijdse indruk.
In afwijking van de VIP, die door een schuin vooroverhellende verticale buis aan de voorzijde onbeweeglijkheid suggereert, lijkt de de schuin terughellende verticale buis aan de voorzijde van de Highback in combinatie met de terugwijkende rugleuning de suggestie te wekken dat de Highback voorwaarts beweegt. De verschillen tussen de indrukken worden nog versterkt door de afwijkende proporties van beide fauteuils, waarbij met name de dunnere kussens en het aanzienlijk hogere rugleuningdeel van de Highback, maar ook de afwezigheid van de zwarte armleggers, maakt dat laatstgenoemd model visueel een wezenlijk andere, modernere, indruk maakt dan de wat meer robuust aandoende VIP.
3.12
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Highback van Label in zijn totaliteit zodanig afwijkt van de VIP van Harvink, dat het fabriceren en op de markt brengen door Label van haar Highback niet als een inbreuk op eventuele auteurs- en modelrechten van Harvink is aan te merken. De vorderingen, die alle zijn gestoeld op inbreuk op genoemde rechten, worden dan ook integraal afgewezen.
4. De kosten.
Harvink dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding.
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt eisende partij in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op € 1.060,00, waaronder begrepen een bedrag van € 816,00 aan salaris;
verklaart dit vonnis wat voormelde kostenveroordeling betreft uitvoe-baar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.G.M. van der Weide, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van donderdag 30 juni 2005, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.Th. Schütz, waarnemend griffier.
De bij dit vonnis behorende foto's zijn opgenomen in de aktualiteit.