ECLI:NL:RBBRE:2005:AT7930
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beroep op gelijkheidsbeginsel inzake belastingaanslag 2003
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 juni 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belastingplichtige en de inspecteur van de Belastingdienst. De belastingplichtige, die zich vertegenwoordigd liet bij de heer [A] van [C.] B.V., stelde dat hij op grond van het gelijkheidsbeginsel dezelfde fiscale behandeling diende te krijgen als andere belastingplichtigen die onder de 'Vinkenslagregeling' vielen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur bij de toepassing van deze regeling niet de intentie had om een gunstigere behandeling te geven aan de belastingplichtige in kwestie. Hierdoor werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel afgewezen.
De rechtbank stelde vast dat voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel aan drie voorwaarden moet worden voldaan: er moeten vergelijkbare gevallen zijn die gunstiger zijn behandeld, deze gunstiger behandeling moet berusten op een beleid van de belastingdienst, en dat beleid moet een begunstigend karakter hebben. De rechtbank concludeerde dat de belastingplichtige niet kon aantonen dat de inspecteur met de toepassing van de 'Vinkenslagregeling' een oogmerk van begunstiging had.
De uitspraak benadrukte dat de belastingplichtige geen beroep deed op het gelijkheidsbeginsel in de zin van begunstiging, maar enkel op de toepassing van het beleid. De rechtbank oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds faalde omdat de inspecteur geen oogmerk van begunstiging had bij het opleggen van de aanslagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af, aangezien er geen termen aanwezig waren voor een dergelijke veroordeling.