ECLI:NL:RBBRE:2005:AT7847
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Rouwen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering tot omzetting van alternatieve straf en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordeling
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Breda op 26 mei 2005 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in haar vordering tot omzetting van een alternatieve straf en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het veroordelend vonnis, dat op 19 april 2001 is uitgesproken, pas op 2 juli 2003 in kracht van gewijsde is gegaan. Dit heeft gevolgen voor de termijn waarbinnen de vorderingen tot omzetting en tenuitvoerlegging gedaan moesten worden. De kinderrechter oordeelt dat de vorderingen van het Openbaar Ministerie tijdig zijn ingediend, aangezien deze respectievelijk op 29 november 2004 en 3 maart 2005 zijn gedaan, binnen de geldende termijnen.
De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij de verdachte is beschuldigd van diefstal in vereniging op 12 november 2004. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd van de eerdere veroordeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie is derhalve aan de orde. De kinderrechter heeft de vordering tot omzetting van de alternatieve straf in jeugddetentie afgewezen, maar de verdachte alsnog in de gelegenheid gesteld om de opgelegde taakstraf te volbrengen.
De kinderrechter heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot 2 weken jeugddetentie en de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gelast. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De zaak illustreert de complexiteit van de toepassing van straffen en de rol van de kinderrechter in het jeugdstrafrecht.